• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

V4wisA H3 H5 toetsweekvoorbereiding

V4wisA
TW4 voorbereiding toetsstof

Leg pen, papier, boeken en rekenmachine klaar. Zorg voor een device waarmee je de LessonUp kan meedoen.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V4wisA
TW4 voorbereiding toetsstof

Leg pen, papier, boeken en rekenmachine klaar. Zorg voor een device waarmee je de LessonUp kan meedoen.

Slide 1 - Slide

H3.1 Breuken en verhoudingen
Wat moet je kunnen?
Breuken vermenigvuldigen en delen 
-> rekenregels kennen en gebruiken (blz 120)
Breuken optellen en aftrekken
-> rekenregels kennen en gebruiken (blz 122)

Slide 2 - Slide


Herleid tot één breuk:
​3ab​2​​​​a​2​​b​​⋅(a+2)−(b+2)⋅​b(b+2)​​3​​
A
​3b​​a​3​​b+2a−3b​​
B
​3b​​a​2​​+a−3​​
C
​3b​​a​2​​+2a−9​​

Slide 3 - Quiz

Eerst vereenvoudigen, 


dan rekenregels breuken toepassen en breuken samenvoegen.
=​3b​​a​​⋅(a+2)−​b​​3​​
​3ab​2​​​​a​2​​b​​⋅(a+2)−(b+2)⋅​b(b+2)​​3​​
=​3b​​a(a+2)​​−​3b​​9​​
=​3b​​a​2​​+2a−9​​

Slide 4 - Slide

H3.1 Breuken en verhoudingen
Opgave: In een land heeft het parlement 150 zetels. Er zijn 5 politieke partijen, die we van groot naar klein A, B, C, D, en E noemen. 
Bij een parlementsverkiezing stemmen de mensen in de 
verhouding  a : b : c : d : e  op deze partijen.

De partijen A en E hebben samen een meerderheid. 
De verhouding a : e  is 16 : 1 en de verhouding b : c : d is 29 : 19 : 17.
Hoeveel zetels heeft partij A?

Slide 5 - Slide

Er zijn 150 zetels. De verhouding van groot naar klein is a : b : c : d : e .
De partijen A en E hebben samen een meerderheid.
De verhouding a : e is 16 : 1 en de verhouding b : c : d is 29 : 19 : 17.
Hoeveel zetels heeft partij A?

Slide 6 - Open question

Uitwerking
De verhouding b : c : d geeft in totaal 29 + 19 + 17 = 65 zetels.
Dan zijn er dus 150 - 65 = 85 zetels voor A en E samen.
Die hebben verhouding 16 : 1, dus totaal 17.
85 / 17 = 5, dus één deel is 5 zetels waard.
E heeft dus 5 zetels, en dus A = 85 - 5 = 80  (of 16 * 5 = 80).
A heeft 80 zetels.

Slide 7 - Slide

H3.2 Herleiden van formules
Wat moet je kunnen?
Haakjes wegwerken
-> rekenregels kennen en gebruiken (blz 130)
Formules herleiden en substitueren (in elkaar voegen)
-> oefenen? Opgave 30 & 31
Lineaire vergelijkingen herleiden, tekenen, variabelen vrijmaken

Slide 8 - Slide


Werk de haakjes weg en herleid:
(2p​2​​−3p)(4p−p​2​​)−3p​2​​(4+2p−p​2​​)
A
p​4​​+5p​3​​−24p​2​​
B
8p​3​​−12p​2​​+3p​4​​
C
3p​4​​+2p​3​​+12p​2​​

Slide 9 - Quiz

Haakjes wegwerken: eerste deel papagaaienbek, tweede deel alles tussen haakjes keer -3p^2

Volgorde grootste naar kleinste macht

Herleid zo kort mogelijk
(2p​2​​−3p)(4p−p​2​​)−3p​2​​(4+2p−p​2​​)
=8p​4​​−2p​4​​−12p​2​​+3p​4​​−12p​2​​−6p​3​​+3p​4​​
=−2p​4​​+3p​4​​+8p​3​​+3p​3​​−6p​3​​−12p​2​​−12p​2​​
=p​4​​+5p​3​​−24p​2​​

Slide 10 - Slide

H3.3 Procentberekeningen en 
de wetenschappelijke notatie
Wat moet je kunnen?
Berekeningen met percentages en vermenigvuldigingsfactoren.
Let op: bij procent rekenen rond je percentages altijd af op één decimaal.
NIEUW en OUD hebben dezelfde nauwkeurigheid 
(evenveel getallen achter de komma)
Wetenschappelijke notatie
a⋅10​b​​

Slide 11 - Slide

Is dit in de wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

wat is de wetenschappelijke notatie?
A
7,3⋅10​−6​​
B
73⋅10​−7​​
C
0,73⋅10​−5​​
D
7,3⋅10​6​​

Slide 13 - Quiz

H3.4 Rekenen met eenheden
Wat moet je kunnen?
Eenheden omrekenen: lengte, oppervlakte en inhoudsmaten (blz 146)
Snelheid berekenen / omrekenen: snelheid = afstand / tijd
Eenheden in formules omzetten
dit moet je kunnen met losse getallen, maar ook in formules (opg 76)

Slide 14 - Slide

H5.1 Rekenen met machten

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Schrijf zonder breuk

6y​2​​⋅​3y​−1​​​​(y​3​​)​2​​​​
A
9y​2​​
B
9y​3​​
C
2y​9​​
D
3y​9​​

Slide 17 - Quiz

Eerst haakjes wegwerken

Dan rekenregels breuken en machten
     vermenigvuldigen

Vervolgens herleiden
6y​2​​⋅​3y​−1​​​​(y​3​​)​2​​​​
=6y​2​​⋅​3y​−1​​​​y​6​​​​
=​3y​−1​​​​6y​8​​​​
=2⋅​y​−1​​​​y​8​​​​=2y​9​​

Slide 18 - Slide

H5.2 Grafieken veranderen

Slide 19 - Slide

Heeft de grafiek van

een top of een punt van symmetrie?

f(x)=3(x−2)​5​​−7
A
top
B
punt van symmetrie

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de coördinaten van het punt van symmetrie van:

y=4(x+2)​5​​−2
A
(2, 2)
B
(4, -2)
C
(2, 4)
D
(-2, -2)

Slide 21 - Quiz

Op de grafiek van
wordt eerst de verschuiving (4, -5) toegepast en vervolgens de herschaling in verticale richting met factor 2. Stel de formule op van de beeldgrafiek.
y=−3x​2​​
A
y=−6(x+4)​2​​−10
B
y=−6(x+4)​2​​−5
C
y=−6(x−4)​2​​−5
D
y=−6(x−4)​2​​−10

Slide 22 - Quiz

More lessons like this

V4wisA H3 H5 toetsweekvoorbereiding

March 2023 - Lesson with 15 slides
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Herhalen H1

September 2024 - Lesson with 37 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

H1.2 Wortels

May 2022 - Lesson with 31 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

H1.3 Breuken en verhoudingen

August 2021 - Lesson with 26 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

H1.1 t/m H1.4

August 2021 - Lesson with 51 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

V2 Herhaling VWO2 Herleiden met letters

September 2024 - Lesson with 19 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

wi 1V H8 4BC

May 2023 - Lesson with 41 slides
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

afronden Veranderingen + start H6

March 2024 - Lesson with 12 slides
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings