Verwijswoorden, les 1, periode 2

Verwijswoorden, les 1, periode 3
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, g, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verwijswoorden, les 1, periode 3

Slide 1 - Slide

          Open
  Lessonup.app

                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
Voorbeeld:
Vandaag was Sion net op tijd op school. Sion heeft moeten fietsen, maar Sion vond dat niet erg omdat het mooi weer is. Sion was bijna te laat, maar Sion heeft het toch nog net gered. Sion was net voordat de bel ging in het klaslokaal. 



Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 5 - Quiz

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 6 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 7 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 8 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 9 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Drag question