4V Thema 4 BS 4

De evolutietheorie

4 vwo
Thema 4
Basisstof 4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De evolutietheorie

4 vwo
Thema 4
Basisstof 4

Slide 1 - Slide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt van 4 verschillende ontstaanstheorieën die belangrijkste kenmerken beschrijven
  1. Creationisme 
  2. Evolutietheorie Lamarck 
  3. Evolutietheorie Darwin 
  4. Neodarwinisme

  • Je kunt de overeenkomsten en verschillen tussen de theorieën met elkaar vergelijken 




Slide 2 - Slide

Ontstaanstheorie 
  • Creationisme 
De aarde en organismen zijn geschapen

(Argument: sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan -->  intelligente schepper)

  • Lamarck (1744-1829):
Eigenschappen veranderen tijdens leven individu
Veranderde eigenschap wordt doorgegeven

  • Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> evolutietheorie

  • Neodarwinisme; huidige evolutietheorie




Slide 3 - Slide

Neodarwinisme
Neodarwinisme is de evolutiethorie van Darwin over het ontstaan van  soorten, gecombineerd met de erfelijkheidsleer van Gregor Mendel en  populatiegenetica.

De centrale opvatting binnen het neodarwinisme is dat de combinatie van mutaties op het erfelijke materiaal en natuurlijke selectie de drijvende kracht is achter evolutie.




Slide 4 - Slide

Evolutie
  • Variatie (verschillen in genotypen) door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie

  • Natuurlijke selectie  (survival of the fittest) = organismen met gunstige eigenschappen overleven en hebben meer kans om zich voort te planten dan organismen met 'ongunstige eigenschappen.
  • Hierdoor gaat een soort steeds beter passen in zijn omgeving

  • Genen van de best aangepaste organismen worden doorgegeven aan de volgende generatie.

Slide 5 - Slide

Evolutie
Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie in een populatie.
  • hoog --> overleven/voortplanten is moeilijk
  • laag --> overleving voor iedereen makkelijker

To fit = passen, aanpassen (Engels)
Fitness = kans op nakomelingen (hoge fitness; meer kans op nakomelingen).
Fitness is afhankelijk van het milieu.

Slide 6 - Slide

Feit of fabel:
De mens stamt af van de mensaap
A
Feit
B
Fabel

Slide 7 - Quiz

Feit of fabel:
Zonder verschillende allelen was evolutie niet mogelijk
A
Feit
B
Fabel

Slide 8 - Quiz

Feit of fabel:
De mens is klaar met evolueren
A
Feit
B
Fabel

Slide 9 - Quiz

Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu

Slide 10 - Quiz

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
verandering van het milieu
B
natuurlijke selectie
C
al deze antwoorden heb zijn nodig voor evolutie
D
genetische variatie

Slide 11 - Quiz

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 12 - Quiz

Motten simulatie
- Download werkblad vanuit de jaarbijlagen. 
- 15 minuten; daarna bespreken
- Inleveren in somtoday Opdrachten

Slide 13 - Slide

Zelf werken
Lezen:
  • BS 4 (blz. 35-13)

Maken:
  • BS 4 opdr. 50 t/m 53

Klaar:
  • Werken aan verslag Drosophila

Slide 14 - Slide