Oefentoets asignaturas, verbo ser, los #del 20-100 , singular, plural SO

Vamos a practicar para el SO
1. Los números
2. Los días + las asignaturas
3. El verbo SER
4. Singular + plural
5. ¿Preguntas? Vragen?
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Vamos a practicar para el SO
1. Los números
2. Los días + las asignaturas
3. El verbo SER
4. Singular + plural
5. ¿Preguntas? Vragen?

Slide 1 - Slide

Ordena los números de menor a mayor (van klein naar groot,  van links naar rechts) 
20
100
ochenta
cien
cincuenta
treinta
veinte
cuarenta
sesenta
noventa
setenta

Slide 2 - Drag question

Hoe zeg je: 55

Slide 3 - Open question

Hoe zeg je: 37?

Slide 4 - Open question

Hoe zeg je: 100?

Slide 5 - Open question

Sleep de gele cijfers naar de groene getallen!
uno
dos
tres
cuatro
cinco
seis
siete
ocho
nueve
diez
Once
Doce
Trece
Catorce
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
14

Slide 6 - Drag question

Wat betekent: Música?
A
Muziek
B
Taal
C
Spaans
D
Wiskunde

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: Lengua?
A
Geschiedenis
B
Taal
C
Aardrijkskunde
D
Wiskunde

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: Religión?
A
gym
B
muziek
C
godsdienst
D
taal

Slide 9 - Quiz

Dagen van de week
Lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 10 - Drag question

SER- kies de vertaling-
A
luisteren
B
heten
C
zijn
D
hebben

Slide 11 - Quiz

Vervoeg het werkwoord SER ( Silvia y yo)
A
soy
B
sois
C
somos
D
son

Slide 12 - Quiz

Mi madre ____ (ser) de Italia
A
es
B
eres
C
está
D
estoy

Slide 13 - Quiz

¿Vosotros_____(ser)holandesas?
A
soy
B
somos
C
son
D
sois

Slide 14 - Quiz

Mañana _________ (ser) mi cumpleaños
A
es
B
son

Slide 15 - Quiz

Mis amigas _________(ser) graciosas.
A
sois
B
somos
C
son
D
eres

Slide 16 - Quiz

(ser) Pablo _____ camarero.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois

Slide 17 - Quiz

Mi madre y yo (ser)........ una familia.
A
son
B
somos
C
sois
D
es

Slide 18 - Quiz

Zet de zin naar het meervoud. (alle woorden veranderen, let op hoofdletter en punt!)
Este libro es viejo.(oud)

Slide 19 - Open question

Esta chica es alta.

Slide 20 - Open question

Este chico es holandés

Slide 21 - Open question

Esta silla es verde.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat kan je leren voor de toets?
1. Nummers 0-100. In woorden kunnen uitschrijven net als op het proefwerk.Bijv. 23 = veintitrés.
2. Hele zinnen van enkelvoud naar meervoud. Zie opdracht 6, blz. 15 La mesa es blanca. / las mesas son blancas
3. Woordjes: schoolvakken + dagen van de week. Blz. 109 Leren van Spaans naar Nederlands en van Nederlands naar Spaans.
(domingo =zondag, lunes, martes, miércoles, jueves, viernes, sábado y domingo)
(Matemáticas = Wiskunde; Educación Física = Lichamelijke opvoeding; Informática, etc.)
Oefen de schoolvakken/ schoolvakken 1: wordwall.net/es/resource/25484098  
Practica las asignaturas/ asignaturas 2: wordwall.net/es/resource/25488724  
El verbo SER https://quizizz.com/join?gc=39795089

Determinantes demostrativos https://wordwall.net/play/25493/373/559

Slide 25 - Slide

Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Heb je vragen over....?
Schrijf je vraag bij de volgende dia
Los números del 0-100
El verbo SER
singular/ plural meervoud/ enkelvoud
Las asignaturas de schoolvakken

Slide 27 - Poll

Escribe tu pregunta aquí

Slide 28 - Open question

Abre el candado. ga naar de volgende  dia en maakt het slot open. Schrijf de cijfers in het Spaans op.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video