Keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)

Planung für heute:

Selbstständig Hausaufgaben verbessern

Erklärung Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels)

Lerncheck/D-toets 'die Fälle' in Teams


1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Planung für heute:

Selbstständig Hausaufgaben verbessern

Erklärung Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels)

Lerncheck/D-toets 'die Fälle' in Teams


Slide 1 - Slide

Keuzevoorzetsels 😍

Slide 2 - Slide

De meeste voorzetsels hebben altijd dezelfde naamval:
  • Das Geschenk für meinen Opa - 4e nv
  • Ohne dich bin ich einsam. - 4e nv
  • Ich spreche mit der Freundin. - 3e nv
  • Bei dir ist es immer gemütlich! - 3e nv

Slide 3 - Slide

Maar bij sommige voorzetsels moet er worden gekozen
Maar bij sommige voorzetsels moet er een naamval worden gekozen:
  • an
  • auf
  • hinter
  • neben

  • in
  • über
  • unter
  • vor
  • zwischen

Slide 4 - Slide

  • Drukt het zinsdeel een positie uit? Is het zinsdeel het antwoord op wo of wann ? - 3e naamval

  • Der Lehrer sitzt hinter  . . .  Baum. (m)
  • Wo sitzt der Lehrer? 
  • 3e naamval

  • hinter dem Baum
Hoe bepaal je dan de naamval?

Slide 5 - Slide

  • Die Katze schläft vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wo schläft die Katze?
  • 3e naamval

  • vor der Heizung

Slide 6 - Slide

  • Das Fest findet in  . . .  Herbst statt.
  • Wann findet das Fest statt?
  • 3e naamval, 'locatie in tijd'

  • in dem Herbst
  • im Herbst

Slide 7 - Slide

Drukt het zinsdeel een beweging uit? Is het zinsdeel het antwoord op de vraag wohin ? - 4e naamval
  • Die Katze legt sich vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wohin legt sich die Katze?
  • 4e naamval

  • vor die Heizung

Slide 8 - Slide

  • Die Lehrerin setzt sich hinter  . . .  Schreibtisch. (m)
  • Wohin setzt sich die Lehrerin?
  • 4e naamval

  • hinter den Schreibtisch

Slide 9 - Slide

  • Wir fahren in  . . .  Schweiz. (v)
  • Wohin fahren wir?
  • 4e naamval

  • in die Schweiz

Slide 10 - Slide

Hij loopt in het bos. (m)
A
Er geht in den Wald.
B
Er geht in dem Wald.

Slide 11 - Quiz

Hij gaat naar het bos. (m)
A
Er geht in den Wald.
B
Er geht in dem Wald.

Slide 12 - Quiz

Das Bild hängt (naast de deur).

Slide 13 - Open question

Ich lege den Schlüssel (onder de mat). (die Matte)

Slide 14 - Open question

Wohnte er (in zijn jeugd) in Hamburg? (die Kindheit)

Slide 15 - Open question

Hoe vertaal je dan:

  • Ik wacht op mijn man.
  • Een verhaal over de oorlog
  • Ik ben bang voor een ongeluk.

  • Bij twijfelgevallen krijgen auf  über de 4e naamval.
  • De rest krijgt de 3e naamval.

Slide 16 - Slide

Ik wacht op mijn man.
Een verhaal over de oorlog
Ik ben bang voor een ongeluk.
(Angst haben vor - der Unfall)


  • Ich warte auf meinen Mann.
  • Eine Geschichte über den Krieg
  • Ich habe Angst vor einem Unfall.

Slide 17 - Slide