Voorbereiding HST 4 + 5

Voorbereiding HST 4 + 5
1 / 45
next
Slide 1: Slide
AccountmanagementMBOStudiejaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Voorbereiding HST 4 + 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiding HST 4

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voor een bedrijf iets zegt over de visie benoemt het meestal eerst:
A
de openingscase.
B
het missionstatement.
C
de core competence.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een eigenschap waarmee een product zich onderscheidt ten opzichte van de vergelijkbare producten van een concurrent noem je:
A
core competence.
B
corebusiness.
C
Unique Selling Point.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Factoren waarmee de onderneming direct kan inspelen op de omgeving noem je:
A
micro-omgeving.
B
macro-omgeving.
C
meso-omgeving.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Als je een externe en interne analyse met elkaar in verband gaat brengen, maak je gebruik van een:
A
microanalyse.
B
SWOT-analyse.
C
verkoopanalyse.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De interne analyse is een hulpmiddel in het onderzoek naar:
A
de kansen en bedreigingen.
B
de bedreigingen en zwaktes.
C
de sterkte en zwaktes.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De externe analyse is een hulpmiddel in het onderzoek naar:
A
de kansen en bedreigingen.
B
de kansen en sterktes.
C
de sterkte en zwaktes.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Voor de externe analyse van de meso-omgeving gebruik je een ABCD-analyse. Deze letters staan voor:
A
afnemers, bedreigingen, corebusinessanalyse, DMU-analyse.
B
aannames, bedreigingen, concurrentie, DMU.
C
afnemers, bedrijfstak, concurrentie, distributie.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Het bepalen van waarden van een variabele buiten het waarnemingsgebied op basis van gegevens binnen het waarnemingsgebied noem je:
A
steekproef.
B
experimentobservatie.
C
extrapolatie.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De concurrentiestrategie van Porter die gericht is op het aanbieden van het product aan slechts een deel van de markt noem je:
A
focusstrategie.
B
differentiatiestrategie.
C
kostenleiderschapstrategie.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Als een bedrijf een klantwaardestrategie kiest waarbij het een gestandaardiseerd product gaat leveren tegen lage kosten volgens een standaard dienstverleningsproces en tegen een lage prijs, dan spreken we van:
A
operational excellence.
B
product leadership.
C
customer intimacy.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Voorbereiding HST 5

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Een accountplan valt onder:
A
het strategisch plan.
B
het tactisch plan.
C
het operationele plan.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het verlies van een strategische klant kan leiden tot:
A
meer omzet en minder winst.
B
minder omzet en meer winst.
C
verstoring van het bedrijfsproces.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

De klantenpiramide geeft de opbouw van de klanten aan op basis van:
A
strategische belangrijkheid.
B
kansen en bedreigingen.
C
het bedrijfsproces.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Regionaal accountmanagement is van toepassing op:
A
grotere accounts (voornamelijk B-accounts).
B
de klant om de hoek (voornamelijk C-accounts).
C
strategische klanten.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De aanbestedingsweg is van kracht sinds 1 april 2013.

Deze wet zorgt dat:
A
ondernemers minder last hebben op de bouw.
B
kleinere bedrijven een eerlijke kans krijgen bij aanbesteding.
C
private middelen beter worden besteed.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Bij het bepalen van strategisch belang van klanten is de belangrijkste vraag:
A
is er sprake van innovatie bij de klant?
B
kan de klant een goede bijdrage leveren aan het imago van de onderneming?
C
wat levert een klant de onderneming op?

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De planningshorizon van een accountplan is meestal:
A
1 jaar.
B
5 jaar.
C
10 jaar.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Accountclassificatie wil zeggen dat:
A
de klanten een bepaalde certificering ontvangen.
B
de klanten op basis van criteria worden ingedeeld.
C
de klanten op basis van het accountplan worden ingedeeld.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Een beetje door elkaar :-)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bij een bungalowparkketen kun je als klant aangeven of je bereid bent regelmatig mee te werken aan onderzoek. Een klant die dat doet, krijgt de vraag om zijn mening te geven.

Hoe heet deze vorm van opinieonderzoek?
A
Delphi-methode
B
Groepsdiscussie
C
Panel
D
Pooling

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een accountmanager merkt dat zijn drie grootste accounts niet tevreden zijn over de klachtafhandeling. Hij wil van de accounts weten op welke manier deze service verbeterd kan worden.
Welke onderzoeksmethode is in dit geval het meest geschikt?
A
Enquête
B
Experiment
C
Interview
D
Observatie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke ontwikkeling op mesoniveau beïnvloedt een bedrijf?
A
De economie is het laatste jaar flink gegroeid.
B
De kernwaarden van een bedrijf veranderen.
C
Een concurrent brengt een nieuw product op de markt.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Een bedrijfscateraar heeft een omgevingsanalyse uitgevoerd.

Welke externe ontwikkeling hoort bij welke typering?
Bedrijven investeren fors in kantinefaciliteiten.
Biologisch geproduceerd voedsel is in opkomst.
Mensen nemen minder vaak lunch mee naar het werk.
Online eten bestellen wordt steeds makkelijker.
Demografisch
Ecologisch
Economisch
Politiek-juridisch
Sociaal-cultureel
Technologisch

Slide 26 - Drag question

Toets term 1.4
Een groothandel vergelijkt de bedrijfsvoering met een aantal concurrenten op bepaalde aspecten.

Welke methode gebruikt de groothandel?
A
Afnemersanalyse van Ferrel
B
Benchmarking
C
Positioneringskaart

Slide 27 - Quiz

Toets term 1.5
Een groothandel in frisdranken heeft een SWOT-analyse uitgevoerd.

Welke ontwikkeling/factor hoort bij welke typering?
Groeiende vraag naar frisdrank
Grootste marktaandeel
Stijgende grondstofprijzen
Weinig gebruik sociale media
Bedreiging
Kans
Sterkte
Zwakte

Slide 28 - Drag question

Toets term 1.6
Een producent van zuivelproducten wil over 10 jaar actief zijn in 15 landen binnen Europa.

Op welk niveau is deze doelstelling geformuleerd?
A
Operationeel
B
Strategisch
C
Tactisch

Slide 29 - Quiz

Toets term 3.1
‘Een accountmanager die als doel heeft lange termijn relaties op te bouwen met strategisch belangrijke accounts van een onderneming.’

Welke functie is dit?
A
Corporate accountmanager
B
Key-accountmanager
C
National accountmanager

Slide 30 - Quiz

Toets term 3.2
Wat is een USP?
A
Een bedrijfsonderdeel, product(lijn) of merk met eigen doelstellingen en een eigen missie
B
Een beschrijving van de belangrijkste normen, waarden en ambities van een bedrijf
C
Een eigenschap van een product die het onderscheidt van vergelijkbare producten

Slide 31 - Quiz

Toets term 3.4
Een importeur van fruit onderscheidt zich door uitsluitend fairtradeproducten te importeren. De importeur verkoopt deze producten door aan biologische supermarkten.

Welke concurrentiestrategie past de importeur toe?
A
Differentiatiestrategie
B
Focusstrategie
C
Kostenleiderschap

Slide 32 - Quiz

Toets term 3.5
Een producent van landbouwmachines investeert veel geld in onderzoek en ontwikkeling. De onderneming is constant bezig het assortiment te verbeteren en te vernieuwen.

Welke waardestrategie past de producent van landbouwmachines toe?
A
Customer intimacy
B
Operational excellence
C
Product leadership

Slide 33 - Quiz

Toets term 3.6
Een fabrikant van kinderfietsen wil een nieuwe kindvriendelijke fiets ontwikkelen. Via een onlineplatform kunnen retailers en consumenten suggesties insturen.

Van welke salesonderzoeksmethode is hier sprake?
A
Crowdsourcing
B
Intentieonderzoek
C
Panel
D
Pooling

Slide 34 - Quiz

Toets term 1.1
Een accountmanager wil weten of zijn verkoopmedewerkers actief werven op een beurs. Hij wil inzicht krijgen in het aantal gesprekken per dag en de duur van de gesprekken.

Welke onderzoeksmethode is in dit geval het meest geschikt?
A
Enquête
B
Experiment
C
Groepsdiscussie
D
Observatie

Slide 35 - Quiz

Toets term 1.2
Wat is een voorbeeld van een omgevingsontwikkeling op mesoniveau?
A
Wat is een voorbeeld van een omgevingsontwikkeling op mesoniveau?
B
Medewerkers van een fabriek stemmen tegen een geplande uitbreiding.
C
Omwonenden van een fabriek blokkeren een geplande uitbreiding.

Slide 36 - Quiz

Toets term 1.3
Een uitzendbureau heeft een omgevingsanalyse uitgevoerd.
Welke externe ontwikkeling hoort bij welke typering?

Groeiend aantal autochtonen op de arbeidsmarkt
Inschrijving uitzendkrachten bijna alleen nog online
Lichte afname van de werkeloosheid
Nieuwe regels voor flexibele arbeidscontracten
Demografisch
Ecologisch
Economisch
Politiek-juridisch
Sociaal-cultureel
Technologisch

Slide 37 - Drag question

Toets term 1.4
De aantrekkelijkheid van de markt wordt bepaald door verschillende factoren.

Welke methode brengt dit in kaart?
A
6W afnemersanalyse van Ferrel
B
Benchmarking
C
Strategische groepenkaart
D
Vijfkrachtenmodel van Porter

Slide 38 - Quiz

Toets term 1.5
Een fabrikant van leren schoenen heeft een SWOT-analyse uitgevoerd.


Welke ontwikkeling/factor hoort bij welke typering?
De kosten voor distributie zijn relatief hoog.
De kwaliteit van het product wordt hoog gewaardeerd.
De leerprijzen zijn fors gestegen het laatste jaar.
Een belangrijke concurrent gaat failliet.
Bedreiging
Kans
Sterkte
Zwakte

Slide 39 - Drag question

Toets term 1.6
Een accountmanager wil dat de commercieel medewerkers op korte termijn meer orders binnenhalen. Hij schrijft een plan met als doel de effectiviteit van de commercieel medewerkers te vergroten.

Op welk niveau is dit plan geschreven?
A
Operationeel niveau
B
Strategisch niveau
C
Tactisch niveau

Slide 40 - Quiz

Toets term 3.1
Wat is een aanbesteding?
A
Een bedrijf geeft verschillende partijen de kans om een offerte uit te brengen voor een opdracht.
B
Een bedrijf laat delen van de productie of distributie door verschillende partijen uitvoeren.
C
Een bedrijf laat verschillende partijen samenwerken aan een grote opdracht.

Slide 41 - Quiz

Toets term 3.2
Welke woorden ontbreken in de tekst?

De         beschrijft het bestaansrecht en identiteit van een organisatie. De        geeft een beeld van de plaats en positie van de eigen organisatie in de verre toekomst.
Missie
Visie

Slide 42 - Drag question

Toets term 3.4
Een schoenenfabrikant heeft een behoefteonderzoek uitgevoerd onder haar doelgroep. Uit dit onderzoek bleek dat er een groeiende vraag is naar kwalitatief goede sportschoenen. De fabrikant besluit vervolgens meer kwaliteitssportschoenen in het assortiment op te nemen.

Welke concurrentiestrategie past de schoenenfabrikant toe?
A
Differentiatiestrategie
B
Focusstrategie
C
Kostenleiderschap

Slide 43 - Quiz

Toets term 3.5
Een elektronicaketen garandeert op het gehele assortiment de laagste prijs. De bedrijfskosten zijn laag en de distributie is efficiënt. Zo kan het bedrijf voldoende winst maken.

Welke waardestrategie past de elektronicaketen toe?
A
Customer intimacy
B
Operational excellence
C
Product leadership

Slide 44 - Quiz

Toets term 3.6
In het mission statement geeft het bedrijf aan:
A
waar het bedrijf voor gaat.
B
waar het bedrijf voor staat.
C
hoe het bedrijf dit gaat doen.

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions