Paragraaf 5.1 - Prikkels en signalen

5.1 Prikkels en signalen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen dat gedrag door inwendige en uitwendige prikkels ontstaat
  • Je kunt uitleggen welke prikkels altijd dezelfde reactie geven en hoe dit bijdraagt aan verzorggedrag
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

5.1 Prikkels en signalen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen dat gedrag door inwendige en uitwendige prikkels ontstaat
  • Je kunt uitleggen welke prikkels altijd dezelfde reactie geven en hoe dit bijdraagt aan verzorggedrag

Slide 1 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Hoe ontstaat gedrag?

  • Gedrag > alles wat mensen of dieren doen
    - alle reacties die ze vertonen
    - reageren op prikkels (verandering in omgeving of lichaam)
  • Inwendige prikkel > honger, dorst, pijn, angst en slaperigheid
  • Uitwendige prikkel > prikkel van buiten het lichaam (licht, geluid, geur, smaak, tast, warmte en koude

Slide 2 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Mensen en dieren reageren niet altijd op prikkels

  • Sterkte van de prikkel is lager dan de drempelwaarde
    - drempelwaarde > minimale sterkte die nodig is om een impuls naar de hersenen te sturen
    - bijv. een zacht geluid, soms hoor je het niet
  • De motivatie oftewel de wil om te reageren is klein
    - motivatie > de wil om op een prikkel te reageren
    - bijv. niet eten wanneer je geen honger hebt

Slide 3 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Welke prikkels geven altijd een reactie?

  • Signaal > het uitzenden van een prikkel
  • Respons > reactie op een signaal
    - op sommige signalen komt altijd hetzelfde respons
    - bijv. de rode buik bij stekelbaarsjes > dreiggedrag (wegjagen)
  • Een uitwendige prikkel die steeds dezelfde reactie oproept > sleutelprikkel
    - jonge vogels in een nest sperren hun bekjes open > rode binnenkant (signaal) is een sleutelprikkel voor de ouders om te voeren (respons)
    - schaduw van ouders (signaal) op nest is voor jonge vogels de sleutelprikkel om spergedrag (openen bekjes) te vertonen (respons)



Slide 4 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
  • Supranormale prikkel > een sleutelprikkel waarop een extra sterke respons volgt 
    - bijv. grote ogen en rond gezicht bij baby's en andere jonge dieren
    - dit roept verzorggedrag op > gedrag dat mensen en dieren vertonen om hun jongen te verzorgen

Slide 5 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
  • Wat? Maken 5.1 – Opdracht 1 t/m 14
  • Hoe? Blz. 94 t/m 100
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 14 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 6 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt voorbeelden geven van hoe dieren en mensen met lichaamstaal communiceren
  • Je kunt toepassingen van signalen in reclame, cartoons en kledingstijl herkennen

Slide 7 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Hoe communiceren dieren met elkaar?

  • Communicatie > elkaar iets duidelijk maken door het uitwisselen van signalen
    - verbaal gedrag > communiceren door te praten
    - non-verbaal gedrag/lichaamstaal > communiceren zonder woorden, je lichaamstaal gebruiken

  • Communiceren bij dieren:
    - geluiden > bijv. geluid maken om te waarschuwen of te lokken (verbaal)
    - lichaamshouding > bijv. staart omhoog of omlaag bij honden (non-verbaal)
    - kleuren > bijv. rode kont bij bavianen betekent dat vrouwtje vruchtbaar is (non-verbaal)

Slide 8 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
Welke signalen gebruiken mensen?

  • Verbaal en non-verbaal gedrag
  • Signalen afgeven door bijv. kleuren van sportclubs te dragen of motorbendes
  • Supranormale pikkels; bijv. knuffels en poppen met grote ogen en ronde gezichten
    - reclamemakers maken veel gebruik van supranormale prikkels
    - cartoons en strips

Slide 9 - Slide

5.1 Prikkels en signalen
  • Wat? Maken 5.1 – Opdracht 15 t/m 26
  • Hoe? Blz. 100 t/m 106
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 15 t/m 26 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 10 - Slide