3.3 Lezen les 2
1 / 17
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wie is het publiek van een tekst?
A
De schrijver
B
De lezer(s)
C
De uitgever
D
De winkeliers
Slide 3 - Quiz
Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Mind map
Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan: onderwerp, lay-out en taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Voor welk publiek is de tekst geschreven?
A
Voor bedrijven die stagiaires zoeken
B
Voor jongeren van het vmbo
C
Voor ouders van jongeren
D
Voor docenten van de havo
Slide 7 - Quiz
Aan het onderwerp van een tekst kun je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Waar staat de bron van een tekst?
A
In de inleiding
B
Onderaan de tekst
C
In het slot
D
In het middenstuk
Slide 9 - Quiz
Wat is het doel van de bron?
A
De bron zorgt ervoor dat de tekst interessanter wordt.
B
De bron vertelt waar een tekst over gaat.
C
De bron heeft geen doel.
D
De bron geeft aan waar de informatie uit de tekst vandaan komt.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wat voor tekstvorm is deze tekst?
A
Reclametekst
B
column/weblog
C
Informatieve tekst
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Wat is het doel van de foto?
Slide 14 - Open question
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 15 - Open question
Wat is het doel van de tekst?
