Bedrijfseconomie - 1e les

(Bedrijfs)Economie
1e les periode A
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

(Bedrijfs)Economie
1e les periode A

Slide 1 - Slide

Wie ben ik?

Wie zijn jullie?

Slide 2 - Slide

Hoe ziet de planning van vandaag eruit?
10:15 - 10:30 : korte introductie + aanwezigheid
10:30 - 11:00 : instructie 
11:00 - 11:10 : korte pauze
11:10 - 11:45 : even kijken hoe ver we komen

Slide 3 - Slide

Waar gaan we deze periode mee aan de slag?
Periode 1 zal voornamelijk in het teken staan van 'bedrijfseconomie'. Verschillende onderwerpen komen aan bod, zoals de balans, winst/verliesrekening, omzet/afzet etc. Je krijgt voor dit vak geen huiswerk (in principe), maar krijgt genoeg tijd tijdens de lessen. 

Let op! Aan het einde van deze periode krijgen jullie een toets voor dit vak!
Wie heeft al eerder les gehad over deze onderwerpen?

Slide 4 - Slide

Waarom gaan we hier mee bezig?
Ter voorbereiding op een eventuele overstap naar niveau 4 en omdat veel zaken later ook zullen terugkomen in het werkveld. 

En omdat bedrijfseconomie heel erg interessant is ;)

Slide 5 - Slide

Aan het einde van deze les(sen) ...
... weten jullie in grote lijnen hoe een balans eruit ziet;
... kunnen jullie zelf een balans invullen;
... weten jullie hoe je een balans moet 'lezen'.

Slide 6 - Slide

Wat is het eerste waar jullie aan denken bij het woord 'bedrijfseconomie'?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

1e onderwerp: De balans
Links = Bezittingen = Debet

Rechts= Vermogen = Credit

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk bedrag hoort er onder de raket te staan? Zet het antwoord in de chat :)

Slide 12 - Slide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 13 - Drag question

Als iemand aan jou zou vragen wat een balans is, hoe zou jij dat in je eigen woorden omschrijven?

Slide 14 - Open question

Een balans is een overzicht van
A
bezit, schuld en vreemd vermogen.
B
bezit, winst en vreemd vermogen.
C
bezit, schuld en eigen vermogen.
D
bezit, winst en eigen vermogen.

Slide 15 - Quiz

Onder welke categorie valt een hypothecaire lening?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Kort vreemd vermogen

Slide 16 - Quiz

Voorraad is een bezit en staat op de balans onder:
A
Debet
B
Credit

Slide 17 - Quiz

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren (= mensen waarvan je nog geld moet krijgen)
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 18 - Quiz

Noem een voorbeeld van Vlottende Activa?

Slide 19 - Open question

Vaste Activa gaat korter of langer dan 1 jaar mee?
A
Korter
B
Langer

Slide 20 - Quiz

Onder Kort Vreemd Vermogen staan schulden die je korter of langer dan 1 jaar hebt?
A
Korter
B
Langer

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Hoe heb jij deze manier van lesgeven ervaren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Rinus heeft zijn eigen glazenwassersbedrijf. Elke dag wast hij de ramen bij mensen thuis. Zijn administratie laat hij doen door een administratiekantoor.
In zijn bedrijf heeft hij onder andere de volgende kosten.
Zijn dit vaste of variabele kosten? Sleep de kosten naar de juiste plek.
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijving van de bedrijfswagen.
Benzinekosten
Kosten van water
Maandelijkse vergoeding aan het administratiekantoor.

Slide 25 - Drag question

De resultatenrekening
Is een overzicht van kosten en opbrengsten en eventuele winst (of verlies) over een bepaalde periode. 

We noemen de resultatenrekening ook wel de winst- en verliesrekening.

In de resultatenrekening vind je stroomgrootheden; gemeten over een bepaalde periode. Op de balans vind je voorraadgrootheden; momentopname. 

Slide 26 - Slide

Resultatenrekening
kosten (debet)
             opbrengsten (credit)
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst) 
omzet 





(eventueel verlies)
totaal
totaal

Slide 27 - Slide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde          5000
huurkosten               2000
rentekosten               500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal           € 14.500
totaal            € 14.500

Slide 28 - Slide

Uitzonderingen
- Inkopen komen pas op de resultatenrekening te staan als het product weer wordt verkocht (inkoopwaarde van de omzet)
- Aflossing van de lening is geen kosten. De aflossing komt op de balans, de rente zijn wel kosten en komen dus op de RR. 

- De afschrijving van je activa zijn wel kosten (afschrijving is wat de waardevermindering is van de vaste activa)

- Verkopen worden geboekt als het product wordt verkocht aan een klant. Niet wanneer ze worden betaalt. Dus boeken als de opbrengsten worden behaald.

Slide 29 - Slide

Je verkoopt een auto op rekening voor € 8.000,- De inkoopwaarde was € 5.000,- Wat wordt er nu geboekt?
A
Niets het is nog niet betaald
B
Alleen de inkoop voor € 5.000,-
C
Omzet + € 8.000,-
D
Omzet +€ 8.000,- en inkoop € 5.000,-

Slide 30 - Quiz

Een balans bevat voorraadgrootheden en de resultatenrekening stroomgrootheden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 32 - Quiz

De opbrengsten/omzet komt op de .... zijde van de resultatenrekening?

Slide 33 - Open question

Als een bedrijf winst draait komt dit op de ... zijde van de resultatenrekening te staan?
A
Debet
B
Credit

Slide 34 - Quiz

Alle kosten van een bedrijf komen waar en op welke zijde te staan?
A
Credit & RR
B
Debet & RR
C
Credit & Balans
D
Debet & Balans

Slide 35 - Quiz