2H1 voorbeelden gebruiken

Open alvast je boek op blz. 240-241

Schrift en pen op tafel.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open alvast je boek op blz. 240-241

Schrift en pen op tafel.

Slide 1 - Slide

  • Je weet hoe je kunt variëren in je woordgebruik.
  • Je kunt variëren in zinsopbouw. 
  • Je kunt voorbeelden gebruiken om je tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

1. Verder met het hoofdstuk: formuleren. 
2. De theorie van paragraaf 3: Variëren in zinsopbouw kort herhalen.
3. De uitleg van paragraaf 4: Voorbeelden gebruiken.
4. De opdrachten van paragraaf 4: Voorbeelden gebruiken.


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Slide

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 4 - Slide

§3 Zinsopbouw
De meeste zinnen hebben de volgende opbouw:
onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel (OPA)
De leraar (OW) geeft (PV)
de uitleg (A). 
Alleen maar OPA-zinnen te gebruiken, maakt een tekst saai. Je moet dus niet alleen variëren in woordkeuze, maar ook in zinsopbouw.

Slide 5 - Slide

§3 Zinsopbouw
Zo varieer je in zinsopbouw:
  • Kies naast OPA ook de andere volgorde: APO.
  • Maak zo nu en dan een vraagzin: POA.
  • Gebruik (in teksten waar dat kan), ook de gebiedende wijs (PA).

Slide 6 - Slide

Welke zinsopbouw?

Stripverhalen zijn al zo'n tweehonderd jaar oud.
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 7 - Quiz

Welke zinsopbouw?

Is een graphic novel iets ander dan een stripboek?
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 8 - Quiz

Welke zinsopbouw?

Vorig jaar is de populariteit van stripverhalen flink gestegen.
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 9 - Quiz

§4 Voorbeelden
gebruiken
Een tekst (of presentatie) wordt leuker en duidelijker als je voorbeelden gebruikt. Met een voorbeeld leg je een moeilijk woord uit of maak je een situatie duidelijk. Een voorbeeld kan kort zijn (een aantal woorden), maar ook lang (een hele alinea). 


Slide 10 - Slide

§4 Voorbeelden
gebruiken
Voorbeelden moet je aankondigen.
Dat kun je doen met signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan...

Het aantal jonge rokers is de laatste jaren flink gedaald. Als we bijvoorbeeld kijken naar het aantal rokende scholieren, zien we dat er in 1999 veel meer scholieren rookten dan in 2020.


Slide 11 - Slide

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. Wat is het signaalwoord?

Slide 12 - Open question

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt.
Waar worden voorbeelden van genoemd?
A
Cijfers van CBS
B
vogels
C
weidevogelsoorten
D
grutto's

Slide 13 - Quiz

In onderstaande zinnen staan voorbeelden. Noteer van zin 2 en 3 de voorbeelden en daarna de begrippen die met de voorbeelden worden toegelicht.
1. Aan de Dakar Rally doen vervoermiddelen mee als auto’s, vrachtwagens en motoren.
Antwoord: auto's, vrachtauto's en motoren zijn voorbeelden van vervoermiddelen
2. In de schuur staat een heleboel tuingereedschap: een schop, een hark en een schoffel, en ook een grasmaaier en een bladblazer.
3. Er zijn steeds meer middelen voor minder mobiele ouderen. Denk maar aan rollators, trapliften en scootmobielen.

Opdracht

Slide 14 - Slide



2. In de schuur staat een heleboel tuingereedschap(begrip dat wordt toegelicht), zoals(signaalwoord) een schop, een hark en een schoffel, en ook een grasmaaier en een bladblazer (voorbeelden).
3. Er zijn steeds meer middelen voor minder mobiele ouderen(begrip dat wordt toegelicht). Denk maar aan (signaalwoorden) rollators, trapliften en scootmobielen (voorbeelden).

Opdracht

Slide 15 - Slide

Wat?
Cursus 6 Formuleren: §4 Voorbeelden gebruiken.
Opdracht 1, 2 en 3 op blz. 240-241
Hoe?
Zelfstandig 10 minuten stil. 
Hulp
De theorie in je boek (groene blok), je buurman, evt. je docent.
Tijd
Tot het einde van de les
Waarom?
Om te oefenen om voorbeelden in een tekst te gebruiken.
Klaar?
Bekijk en lees alvast paragraaf 5 Bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort
Huiswerk 

Slide 16 - Slide