Frans 19 maart 2020

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Tu as quel âge? =

1. Wie ben je?
2. Hoe heet je?
3. Hoe oud ben je?
4. Waar woon je?

Tu as un ordinateur dans ta chambre? =

1. Heb je een bureau in je slaapkamer?
2. Heb je een televisie in je slaapkamer?
3. Heb je een bed in je slaapkamer?
4. Heb je een computer in je slaapkamer?

Tu as quel âge =

A. Wie ben je?

B. Hoe heet je?

C. Hoe oud ben je?

D. Waar woon je?

Tu as quel âge =

A. Wie ben je?

B. Hoe heet je?

C. Hoe oud ben je?

D. Waar woon je?

Tu as un ordinateur dans ta chambre? = 

A. Heb je een bureau in je slaapkamer?

B. Heb je een televisie in je slaapkamer?

C. Heb je een bed in je slaapkamer?

D. Heb je een computer in je slaapkamer?

Tu as un ordinateur dans ta chambre? = 

A. Heb je een bureau in je slaapkamer?

B. Heb je een televisie in je slaapkamer?

C. Heb je een bed in je slaapkamer?

D. Heb je een computer in je slaapkamer?

Vragen?

- Over opdrachten?

- Over leerwerk?

- Overige vragen

Oe / wie? (Ex. 32b)

• Bekijk de filmpjes
• Herhaal de woorden uit de filmpjes
• Spreek een woord net zo vaak uit tot je het kunt
• Doe daarna de oefening
• Alles goed? --> super!
• Nog foutjes? --> Herhaal bovenstappen tot het goed is

Oe

Wie

Sleep elk fragment naar de klank die je hoort