*Spelling paragraaf 6, leestekens

Spelling par. 6
Leestekens
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Spelling par. 6
Leestekens

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les kun je de leestekens op een juiste manier invullen in een zin.

Slide 2 - Slide

Welk betekenisverschil is er tussen de twee onderstaande zinnen?

a. De bananen, die al bruin en zacht zijn geworden, ga ik niet meer opeten.
b. De bananen die al bruin en zacht zijn geworden, ga ik niet meer opeten.

Slide 3 - Open question

Welk betekenisverschil is er tussen de twee onderstaande zinnen?

a. Hij zat op haar, schoot en rustte uit.
b. Hij zat op haar schoot en rustte uit.

Slide 4 - Open question

Laat met behulp van leestekens zien dat onderstaande zin twee betekenissen kan hebben.

Onze trainer zei Jan is uiterst traag van begrip.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Video

Komma

- voor of na een aanspreking

- tussen de delen van een opsomming (maar NOOIT bij en)

- tussen twee persoonsvormen

- tussen de hoofdzin en de bijzin

- voor en achter een bijstelling

Slide 7 - Slide

Dubbele punt

- bij een citaat

- een gedachte

- een opsomming

- een uitleg of toelichting

Slide 8 - Slide

Aanhalingstekens

- bij citaten

- als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis

- als het woord of de woordgroep op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt

Slide 9 - Slide

Puntkomma

- tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen

- als afsluiting van de onderdelen van een langere opsomming die onder elkaar staan

Slide 10 - Slide

Opdracht
Nieuw Nederlands online cursus 7 spelling, paragraaf 6 
Maak opdracht 1, 2, 3, 4B en 5B

Slide 11 - Slide