hoofdstuk 4 paragraaf 4

Hoofdstuk 4
Paragraaf 4
Vermogen en energie
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Paragraaf 4
Vermogen en energie

Slide 1 - Slide

Stroomsterkte?

Slide 2 - Mind map

Spanning?

Slide 3 - Mind map

Stroomsterkte
Stroom = I = aantal Ampère = het aantal deeltjes dat per seconde hun energie aan een apparaat afgeeft = het aantal pizzabezorgers per seconde

Slide 4 - Slide

Spanning
Spanning = U = aantal Volt = de hoeveelheid energie die elk deeltje meekrijgt van de batterij = het aantal pizza’s dat één bezorger bij zich heeft

Slide 5 - Slide

Energie?

Slide 6 - Mind map

Hoe weet je hoeveel energie een apparaat in totaal krijgt? 

Dan moet je rekening houden met het aantal deeltjes en wat ze per stuk bij zich hebben, dus je moet rekening houden met de stroom I en met de spanning U
(Hoe weet je hoeveel pizza’s je krijgt? Dan moet je rekening houden met het aantal bezorgers en met hoeveel pizza’s elke bezorger bij zich heeft.)

Slide 7 - Slide

Hoe reken je de energie uit? 
aantal pizza’s = aantal bezorgers x hoeveel elke bezorger bij zich heeft

Dit geldt ook voor de energie die een apparaat gebruikt.

energie die per seconde gebruikt wordt = stroom x spanning

Slide 8 - Slide

Vermogen
P = vermogen = hoeveel energie een apparaat elke seconde verbruikt = het aantal Watt

Dit reken je uit door:
Vermogen = Stroom x Spanning
Met afkortingen: P = I · U

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Een lamp die werkt op 12 Volt krijgt een stroom van 0,2 A. 

Hij heeft dan een vermogen van P = I · U = 0,2 · 12 = 2,4 W

Dit is de hoeveelheid elektrische energie die dit lampje elke seconde dat hij aanstaat gebruikt om licht en (een beetje) warmte van te maken.

Slide 10 - Slide

Door een lamp die werkt op 10 Volt loopt een stroom van 0,25 A. Hoe groot is het vermogen van deze lamp? Gebruik P = I · U

Slide 11 - Open question

Oplossing
Door een lamp die werkt op 10 Volt loopt een stroom van 0,25 A. Hoe groot is het vermogen van deze lamp? Gebruik P = I · U 

P = I · U = 0,25 · 10 = 2,5 W

· Vergeet niet je hele berekening op te schrijven!
Formule, getallen, antwoord met eenheid

Slide 12 - Slide

Door een lamp met een vermogen van 3 W loopt een stroom van 50 mA. Op welke spanning is deze lamp aangesloten? Gebruik P = I · U

Slide 13 - Open question

Oplossing
Door een lamp met een vermogen van 3 W loopt een stroomsterkte van 50 mA. Op welke spanning is deze lamp aangesloten? Gebruik P = I · U 

I = 50 mA = 0,050 A
P = I · U  dus 3 = 0,050 · U
U = 3 : 0,050 = 60 V

Slide 14 - Slide

Oefenen
Maken 4.4

Slide 15 - Slide