Week 1

1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc F
* Corriger ex. 24ab
* Expliquer bloc I

Aan het einde van de les:

* ken je de woorden van bloc F.
* kan je de woorden van bloc F actief gebruiken in zinnen.
* kan je de passé composé maken met avoir en être.
* kan je aangeven wanneer je bij de passé composé een extra e en/of s gebruikt.

Slide 2 - Slide

Traduisez: la montre
A
de tas
B
het hout
C
het horloge
D
duurzaam

Slide 3 - Quiz

Traduisez: demain
A
de volgende dag
B
morgen
C
gisteren
D
vandaag

Slide 4 - Quiz

Traduisez: durable
A
snel
B
wachten
C
het geluk
D
duurzaam

Slide 5 - Quiz

Traduisez: le nez
A
de neus
B
de hand
C
licht
D
aangenaam

Slide 6 - Quiz

Vanaf nu mag je het werkboek (p. 84) gebruiken!

Slide 7 - Slide

Traduisez:
het is rond en van hout

Slide 8 - Open question

Traduisez:
de zonnebril is van glas

Slide 9 - Open question

Traduisez:
het is echt vierkant

Slide 10 - Open question

Le programme:

* Répéter bloc F
* Corriger ex. 24ab
* Expliquer bloc I

Aan het einde van de les:

* ken je de woorden van bloc F.
* kan je de woorden van bloc F actief gebruiken in zinnen.
* kan je de passé composé maken met avoir en être.
* kan je aangeven wanneer je bij de passé composé een extra e en/of s gebruikt.

Slide 11 - Slide

Ex. 24ab (p. 65 WB)
  1. lunettes de soleil
  2. coque
  3. voir
  4. main
  5. agréable
  6. léger
  7. montre                                              woord in het grijs: durable 

Slide 12 - Slide

Ex. 24b
la matière
la forme
la dimension
en métal
carré
petit
en verre
ovale
long
en coton
rectangulaire
haut
en plastique
rond
grand

Slide 13 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc F
* Corriger ex. 24ab
* Expliquer bloc I

Aan het einde van de les:

* ken je de woorden van bloc F.
* kan je de woorden van bloc F actief gebruiken in zinnen.
* kan je de passé composé maken met avoir en être.
* kan je aangeven wanneer je bij de passé composé een extra e en/of s gebruikt.

Slide 14 - Slide

Bloc I
Neem het aantekeningschrift voor je (of een blaadje of zet het in het werkboek op een lege bladzijde).

Maak straks alleen aantekeningen van de vetgedrukte tekst.
De rest mag je overnemen, dat is niet verplicht.

Slide 15 - Slide

Passé composé:
Wat is dat? Welke vormen ken je? Hoe ziet er uit in het Frans? Hoe maak je het?

Slide 16 - Open question

Passé composé
  • Gebruik je: als iets is geweest. Voorbeeld: Gisteren heb ik pizza gegeten.     'Ik heb gegeten' is dan de passé composé. 

  • Het bestaat uit een hulpwerkwoord (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord (ge-, be- of ver- woord). In het voorbeeld is dat 'gegeten'.

  • Op de volgende slide staat hoe je de passé composé stap voor stap kan maken. 

Slide 17 - Slide

Passé composé
Stappenplan
1. hulpwerkwoord: hebben (avoir) of zijn (être). Dat betekent dus dat je die vormen heel goed moet kennen! Anders gaat het lastig worden ;)
Deze twee werkwoorden zijn onregelmatig, leer ze dus uit je hoofd.

Op de volgende slide staan ze. Neem ze over, dan is het mooi compleet!

Slide 18 - Slide

Avoir (hebben)
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont


Être (zijn)
je suis
tu es
il/elle/on est
nous sommes 
vous êtes
ils/elles sont

Slide 19 - Slide

Passé composé
Stappenplan
1. hulpwerkwoord: hebben (avoir) of zijn (être).
Avoir gebruik je als je in het Nederlands ook een vorm van 'hebben' gebruikt.
Être gebruik je als je in het Nederlands ook een vorm van 'zijn' gebruikt.
Voorbeeld: is het ik ben gegeten of ik heb gegeten? Die laatste, dus avoir.
2 uitzonderingen:
Ik ben geweest = j'ai été (dus niet je suis été)
Ik ben begonnen = j'ai commencé (dus niet je suis commencé)

Slide 20 - Slide

Passé composé
Stappenplan
1. hulpwerkwoord: hebben (avoir) of zijn (être).

2. voltooid deelwoord: 
werkwoorden op er: parler wordt parlé (dus r eraf halen en streepje op e)
werkwoorden op ir: finir wordt fini (dus r eraf halen)
werkwoorden op re: attendre wordt attendu (dus re eraf halen en u erbij)

Slide 21 - Slide

Passé composé
Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen op het voltooid deelwoord, dus die gaan niet zoals de manier van net. Anders zou het te makkelijk zijn voor jullie! :)

Uitzonderingen voltooid deelwoord 
être -> été                      vouloir -> voulu
avoir -> eu                      pouvoir -> pu
faire -> fait                     prendre -> pris
Er zijn meer uitzonderingen, maar die hoef je niet te weten.

Slide 22 - Slide

Passé composé 
Stappenplan:
1. Hulpwerkwoord: hebben (avoir) of zijn (être).
2. Voltooid deelwoord
3. Heb je hulpwerkwoord être gebruikt? Dan kan er een extra e, s of es achter het voltooid deelwoord komen. Let op: dit gebeurt alleen bij être, niet bij avoir!

Slide 23 - Slide

- Extra e: als het onderwerp vrouwelijk is. Bij je/tu kan het vrouwelijk zijn, dat is niet altijd zo.
- Extra s: als het onderwerp meervoud is. Vous kan jullie maar ook u betekenen, u is enkelvoud.
- Extra es: als het onderwerp vrouwelijk en meervoud is. Dus dat kan alleen bij vous en elles.
Voorbeeld:
Je suis tombé(e) 
Tu es tombé(e)
Il est tombé
Elle est tombée
Nous sommes tombé(e)s 
Vous êtes tombé(e)(s) 
Ils sont tombés
Elles sont tombées

Slide 24 - Slide

Passé composé 
Stappenplan:
1. Hulpwerkwoord: hebben (avoir) of zijn (être).
2. Voltooid deelwoord
3. Heb je hulpwerkwoord être gebruikt? Dan kan er een extra e, s of es achter het voltooid deelwoord komen. 

Slide 25 - Slide

Traduisez:
hij heeft gekocht (acheter)

Slide 26 - Open question

Traduisez:
ik ben gegaan (aller)

Slide 27 - Open question

Traduisez:
zij heeft gehad (avoir)

Slide 28 - Open question

Traduisez:
wij hebben gekozen (choisir)

Slide 29 - Open question

Traduisez:
zij (ils) zijn gebleven (rester)

Slide 30 - Open question

Traduisez:
jij hebt genomen (prendre)

Slide 31 - Open question

Le programme:

* Répéter bloc F
* Corriger ex. 24ab
* Expliquer bloc I

Aan het einde van de les:

* ken je de woorden van bloc F.
* kan je de woorden van bloc F actief gebruiken in zinnen.
* kan je de passé composé maken met avoir en être.
* kan je aangeven wanneer je bij de passé composé een extra e en/of s gebruikt.

Slide 32 - Slide

La fin
Passé composé:
- wanneer gebruik je avoir of être?
- wanneer moet je een extra e/s gebruiken?

Les devoirs
Faire: ex. 30bcd et 31ab.
Apprendre: bloc F + I.

Slide 33 - Slide