Familienamen, A of An, en Have/Has Got

Familienamen, A of An, en Have/Has Got
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Familienamen, A of An, en Have/Has Got

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je familienamen herhalen, weet je wanneer je A of An gebruikt en begrijp je het gebruik van Have/Has Got.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over familienamen, A of An, en Have/Has Got?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Familienamen
Familienamen zijn de namen die we aan onze familieleden geven, zoals vader, moeder, broer, zus, etc.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

A of An
Gebruik 'A' voor woorden die beginnen met een medeklinker, zoals 'a cat'. Gebruik 'An' voor woorden die beginnen met een klinker, zoals 'an apple'.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht - A of An
Geef aan of je 'A' of 'An' moet gebruiken in de volgende zinnen: 1. ___ elephant 2. ___ dog 3. ___ orange

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Have/Has Got
'Have' en 'Has Got' worden gebruikt om te praten over bezit of eigenschappen. 'Have' wordt gebruikt voor de onderwerpen 'I', 'You', 'We', 'They'. 'Has Got' wordt gebruikt voor het onderwerp 'He', 'She', 'It'.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Opdracht - Have/Has Got
Vul de juiste vorm van 'Have' of 'Has Got' in de volgende zinnen: 1. I ___ a new car. 2. She ___ a pet cat. 3. They ___ two brothers.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Familienamen zijn namen voor familieleden, 'A' wordt gebruikt voor woorden die beginnen met een medeklinker en 'An' voor woorden die beginnen met een klinker. 'Have' en 'Has Got' worden gebruikt om te praten over bezit of eigenschappen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vragen
Heb je nog vragen over familienamen, A of An, of Have/Has Got?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.