HH PV/WG + instructie onderwerp 28-05-2025

PV / WG / O
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PV / WG / O

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Je oefent met de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en  het onderwerp
- Je maakt les 3 Blink Werkwoordelijk gezegde af.
Je maakt les 4 Blink Onderwerpl
Klaar: slim leren

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Ik weet hoe ik de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp in een zin kan vinden

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

Kenna won gisteren de gouden medaille.
A
Kenna
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Wat is de persoonsvorm?

Fietst Nikki elke ochtend naar school?
A
Fietst
B
Nikki
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wie heeft alle pepernoten opgegeten?
A
Wie
B
heeft
C
heeft opgegeten
D
opgegeten

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik ben gisteren naar een verjaardag geweest.
A
ik
B
ben
C
geweest
D
ben geweest

Slide 8 - Quiz

Wat gaan we vandaag doen?

- Je maakt les 3 Blink Werkwoordelijk gezegde af.
Klaar: slim leren

Slide 9 - Slide

Weet je nog hoe je het onderwerp vindt?

Slide 10 - Open question

Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin

Dan vraag je
WIE / WAT + de persoonsvorm?

Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
  • De jongen gaat naar school
  • De persoonsvorm = gaat


  • Wie/wat + persoonsvorm = onderwerp --> Wie/wat + gaat
  • Wie gaat (naar school?)


  • Onderwerp = de jongen

Slide 12 - Slide

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 13 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Hagen legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Hagen
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De rode auto van mijn moeder start niet.

Slide 20 - Open question

Zelfstandig werken
Open Blink, les 4 Onderwerp.
Klaar: slim leren
timer
15:00

Slide 21 - Slide