Karin en Pieter (lopen) ......... gezellig op straat. Karin (houden).......... enorm van winkelen, Pieter (vinden..........) het vreselijk. Loop nou even door zegt hij wanneer ze stopt voor iedere winkel in de pc hoofdstraat. Omdat Pieter een echte feyenoorder (zijn)...., (komen) hij niet graag in amsterdam. Dit (doen)... hij echt omdat hij zoveel van haar (houden)......