B2 Herhaling woordsoorten

Welke 5 woordsoorten moet je voor Taal kennen?
1 / 13
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke 5 woordsoorten moet je voor Taal kennen?

Slide 1 - Open question

Woorden voor mensen, dieren, dingen, planten en namen. Je kunt er de, het of een voor zetten, er meervoud of een verkleinwoord van maken.
de-het-een
De woorden voegen extra informatie toe aan een zelfstandig naamwoord.
Deze woorden geven aan welke handeling er wordt uitgevoerd. Er is tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord. 
Vaak korte woorden die een plaats (waar?) of tijd aangeven.
Bijvoeglijk naamwoord
werkwoorden
Zelfstandige naamwoorden
lidwoorden
Voorzetsels

Slide 2 - Drag question

Welke vind je nog moeilijk?
lidwoorden
werkwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsels

Slide 3 - Poll

Voorzetsels
-Woorden die een plaats aangeven: 
op, in, naast, tussen, onder, boven> de kast

-Woorden die een tijd aangeven:
om 6 uur
van 6 tot 7 uur

Slide 4 - Slide

Aan de slag
-Zelfstandig oefenen in de studiewijzer
-Met mij oefenen (niet helemaal vrijwillig)

Slide 5 - Slide

Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.
op, na, voor, gedurende
opbergen, zijn, keek, gelopen
de, het, een
prachtig, Nederlandse, groot
Utrecht, meisje, geld, kapper
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
voorzetsel (vz)

Slide 6 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival

Slide 7 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 8 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 9 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve

Slide 10 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 11 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.

Slide 12 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Jules
heeft
voor
zijn
verjaardag
een
nieuwe
scooter
gekregen.

Slide 13 - Drag question