4H 1.1 + 1.2 + 1.3 cellen

1 / 28
next
Slide 1: Video
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

1.1 + 1.2 + 1.3 leerdoelen
1. Je kunt de betekenis van de dikgedrukte termen noemen/ beschrijven/ uitleggen.

8. Je kunt tekenen hoe virussen een cel infecteren en hoe ze de gastheercel gebruiken voor hun eigen reproductie.

13. Je kunt uitleggen wat celdifferentiatie is. 

14. Je kunt beschrijven wat stamcellen zijn.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

opdracht
Lees de eerste 3 paragrafen door van H1 cellen

WW = ICKbiologie
(kies wel de juiste school)
timer
6:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bekijk in H1. Cellen op de eerste pagina figuur 1.

Welke celonderdelen (ook wel organellen genoemd) ken je al?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel verschillende typen cellen kent het menselijke lichaam?
A
minder dan 100
B
100 - 200
C
meer dan 200

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

1.1 verschillen en overeenkomsten

Op basis van de celkenmerken en de leefwijze (autotroof of heterotroof) zijn alle organismen ingedeeld in 4 rijken.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de celkenmerken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ORGANELLEN
  • celmembraan
  • celwand
  • celplasma (cytoplasma/ grondplasma
  • vacuole
  • bladgroenkorrel (chloroplast)
  • kern
  • kernmembraan

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

opdracht 

Maak bij de basiskennisvragen van 1.3 opgave 1. Als je klaar bent ga je door met opgave 6.
timer
4:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

1.1.1 virussen
Virus = envelopje van eiwit met daarin DNA (of RNA)

Een virus is geen cel, geen organisme (niet in 4 rijken), heel klein, eenvoudig, geen stofwisseling. Zonder gastheercel kan het niets.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

het leven van een virus

1 = Het virus hecht zich aan een receptor op het celmembraan van de gastheercel.
2 = Vanuit het virus gaan virale enzymen en viraal DNA via het cytoplasma naar de celkern van de gastheercel.
3 = Viraal DNA wordt ingebouwd in het DNA van de gastheercel.
4 = Viruseiwitten worden aangemaakt.
5 = Alle nieuwe virale stoffen worden samengevoegd tot een nieuw virus; dat verlaat de gastheercel.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1.2 cellen, weefsels en organen
Stamcellen zijn een soort basiscellen die nog alles kunnen worden.
Stamcellen (in embryo) ontwikkelen zich met ieder een eigen vorm en functie = celdifferentiatie 

Slide 13 - Slide

uitleg stamcel, celdifferentiatie, uitleg van klein naar groot
Sleep de onderdelen van klein naar groot, van boven naar beneden, naar de vakjes aan de rechterkant.
celorganellen
cellen
weefsels
organen
orgaanstelsels
organismen
atomen
moleculen

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

1.3 opgave 4
ORGANEN
CELLEN
WEEFSELS
rode bloedcel
eicel
dijbeenspier
hart
kraakbeenrondom de kop van je dijbeen
botgedeelte van het dijbeen

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

1.3 plantencellen in hun organellen
we bespreken...
  • de plastiden
  • de vacuole
  • de celwand

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

de plastiden
  • chloroplasten (bladgroenkorrels)
  • chromoplasten (rode of gele kleur)
  • leukoplasten (kleurloos zoals de amyloplast = zetmeelkorrel)


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Als een aardappel boven de grond komt wordt hij groen. Welke verandering van plastiden heeft plaatsgevonden? Overleg met je groep.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

1.3 opgave 2
Als een paprika rijp wordt verandert hij van groen naar rood/geel/oranje. Welke verandering van plasmiden is de oorzaak?
A
Chloroplasten veranderen in chromoplasten.
B
Chloroplasten veranderen in leukoplasten.
C
Chromoplasten veranderen in chloroplasten.
D
Leukoplasten veranderen in chloroplasten.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

                  de vacuole
Een blaas in de cel gevuld met vocht, mineralen en soms kleurstoffen (anthocyaan - blauw/ roze/ paars).

Jonge cellen hebben meerdere kleine vacuoles, oudere cellen één grote.

Functie = stevigheid (als een opgeblazen ballon)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

de celwand
  • ligt om celmembraan heen (buiten de cel, dus geen organel maar hoort wel bij een cel)
  • functie = stevigheid en bescherming

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

vorming celwand
  • jonge cellen maken eerst de middenlamel (van pectine)
  • vervolgens vormen ze daartegen cellulosevezels, soms nog in combinatie met houtstof of kurk (voor nog meer stevigheid)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Een onderzoeker krijgt eencellige organismen toegestuurd in een potje. De vraag van de afzender is: zijn dit bacteriën of planten? De cellen hebben de volgende kenmerken: ze hebben een rode kleurstof in de cellen, ze gebruiken licht als energiebron, ze zijn ongeveer 0,8 micron groot. Verder hebben ze een duidelijke celwand. Wat zou jouw antwoord zijn?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

1.1 + 1.2 + 1.3 leerdoelen
1. Je kunt de betekenis van de dikgedrukte termen noemen/ beschrijven/ uitleggen.

8. Je kunt tekenen hoe virussen een cel infecteren en hoe ze de gastheercel gebruiken voor hun eigen reproductie.

13. Je kunt uitleggen wat celdifferentiatie is. 

14. Je kunt beschrijven wat stamcellen zijn.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

1.1 + 1.2 + 1.3

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

aan de slag
  1. maken + nakijken basiskennisvragen 1.3
  2. maken + nakijken toetsvragen 1.3
  3. maak een begrippenlijst van de dikgedrukte woorden
  4. maak een tekening van de 'voortplanting' van een virus
  5. maak bij thema 1 cellen opdracht 1
  6. maak bij thema 1 cellen opdracht 2
  7. maak bij thema 1 cellen opdracht 3.2
  8. maak bij thema 1 cellen opdracht 4

Slide 28 - Slide

This item has no instructions