Woche 6


Zurückblick Woche 1 bis 5: 
Was kennen wir schon: 
- personalpronomen  + possesivpronomen
- das Artikel - das Fragewort -  die Präpositionen : "im - am - um"
- Verben: - das Schwache Verb _ Stammendundg -d / -t 
                   - haben und sein - möchten
- Die modalverben "dürfen , können, mögen, müssen, wissen en wollen" 
   im  Präsens
- Das Partizip Perfekt: schwache Verben, Stammendung -d/-t  und die 
  Verben  "haben und sein".
- Präpositionen : Akkusatief  ( 4 de naamval- lijdend voorwerp)

- Het voltooid deelwoord (das Partizip Perfekt) bij zwakke werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson


Zurückblick Woche 1 bis 5: 
Was kennen wir schon: 
- personalpronomen  + possesivpronomen
- das Artikel - das Fragewort -  die Präpositionen : "im - am - um"
- Verben: - das Schwache Verb _ Stammendundg -d / -t 
                   - haben und sein - möchten
- Die modalverben "dürfen , können, mögen, müssen, wissen en wollen" 
   im  Präsens
- Das Partizip Perfekt: schwache Verben, Stammendung -d/-t  und die 
  Verben  "haben und sein".
- Präpositionen : Akkusatief  ( 4 de naamval- lijdend voorwerp)

- Het voltooid deelwoord (das Partizip Perfekt) bij zwakke werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t. 

Slide 1 - Slide


Bereits erledigte Aufgaben:
- Stelle dich vor. (Seite 2 Arbeitsbuch)
- Wo wohnst du und sieht dein Haus aus? ( Seite 4 Arbeitsbuch)
- Du hast über deine Schule und deine Fächer erzählt und eine 
   E- mail geschrieben ( Seite 6 Arbeitsbuch)
- Du hast geschrieben über deine Hobbys und andere Äktivitäten (Seite 7)
- Du hast eine Karte über dein Wohnort geschrieben ( Seite 8)
- Ein Rollespiel im Restaurant (Seite 10)
- Erzähle über deine Lieblingsgerichte ( Seite 11)

Slide 2 - Slide

Woche 6
  Doelen van deze week: (die Ziele dieser Woche)
- Das Verb:  fahren
- de voorzetsels ( Präpositionen) met de derde naamval en deze toepassen
   in een zin
                   
Schreibfertigkeit: (Seite 12 Arbeitsbuch)
-  Maak een klein promotieprogramma van jouw dorp of stad. 
   Wat is leuk op te bezoeken of te bekijken?
- Schrijf een e-mail aan je ruilfamilie. Hoe is de vakantie bevallen? Wat vond 
   je van de Duitse stad?

Slide 3 - Slide

Wiederholung: am im um
am ->    datum, dagen van de week en dagdelen
im ->      maanden en jaargetijden 
um ->     kloktijden

Slide 4 - Slide

          Wiederholung:möchten

Slide 5 - Slide

Wiederholung:Modalverben

Slide 6 - Slide

Modalverben
  • dürfen = mogen
  • Können = kunnen
  • mögen = lekker vinden , houden van
  • müssen= moeten
  • wissen  = weten
  • sollen = een ander wil dat jij iets moet doen
  • wollen = willen

Slide 7 - Slide

Modalverben

Slide 8 - Slide

Wiederholung:Partizip Perfekt
Das Partizip Perfekt mit stammendung -d oder -t machst du also mit ge- + Verbstamm + et
reden --> ge   red  et
Für starke/unregelmäßigen Verben musst du das Partizip Perfekt auswendig (=uit het hoofd) lernen, zum Beispiel haben --> gehabt               sein --> gewesen
                             Lernbuch Seite 17

Slide 9 - Slide

Belangrijke verschillen tussen de der-groep en de ein-groep?






Zorg er dus voor dat je weet welke woorden bij de ein-groep horen en welke woorden bij de der-groep horen.
Wiederholung: der- ein Gruppe:

Slide 10 - Slide

Lernbuch Seite 21
1. Wo ist  ( mijn ) ....................Cola (v). Ich habe ( jouw) .................getrunken.
2. Ich brauche (geen )............................Rechnung ( v)
3. Ich möchte ( elke) ..............................Tag Cola.
4. Am liebsten esse ich ( een ) .............................Butterbrot mit Wurst.
5. Ich mag ( geen) ..................................Butterbrot mit Wurst.
6. Ich esse gern (een ) ..............................Käsebrötchen(o).
7. Ich darf ( geen )........................................Zucker (m) essen.
8. Ich möchte  (een )..........................Tomatensuppe ( v) als Vorgericht.

Slide 11 - Slide

Lernbuch Seite 21
1. Wo ist  ( mijn ) meine Cola (v). Ich habe ( jouw) deine getrunken.
2. Ich brauche (geen ) keine Rechnung ( v)
3. Ich möchte ( elke) jeden Tag Cola.
4. Am liebsten esse ich ( een)  ein Butterbrot mit Wurst.
5. Ich mag ( geen)  kein Butterbrot mit Wurst.
6. Ich esse gern (een )  ein Käsebrötchen(o).
7. Ich darf ( geen ) keinen Zucker (m) essen.
8. Ich möchte  (een ) eine Tomatensuppe ( v) als Vorgericht.

Slide 12 - Slide

Derde naamval
Wanneer krijg je de derde naamval?

Slide 13 - Slide

Derde naamval is
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 14 - Quiz

Wat is 'hij' ( er) in de derde naamval?
A
mir
B
uns
C
ihm
D
ihr

Slide 15 - Quiz

De derde naamval van "jullie" ( ihr)
A
mir
B
ihm
C
euch
D
dir

Slide 16 - Quiz

Wat is 'u' (Sie) in de derde naamval?
A
ihnen
B
euch
C
uns
D
Ihnen

Slide 17 - Quiz

De derde naamval van "wij" (wir)is ...
A
uns
B
ihnen
C
mir
D
dir

Slide 18 - Quiz

de derde naamval van "jij"(du) is ...
A
dir
B
mir
C
uns
D
Sie

Slide 19 - Quiz

Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit
C
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

het werkwoord: fahren
ich fahre
du fährst
er, sie, es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie, Sie fahren

Slide 22 - Slide

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'        (rijden = fahren):
1) rijden > reed > sterk werkwoord   V
2) hij = 3e pers. EV = er                           V
3) fahren > stam: fahr                             V
3x 'ja' ->    a > ä   ->    er fährt

Slide 23 - Slide

Seite 21

Slide 24 - Slide

Arbeitsbuch Seite 12 bis 14
Je stelt je dorp/ stad voor aan je ruilfamilie in een welkomstfimpje. 
- schrijf een e - mail aan je ruilfamilie en vertel
   hoe je vakantie was geweest

Slide 25 - Slide

Woche 6
  Doelen van deze week: (die Ziele dieser Woche)
- Das Verb:  fahren
- de voorzetsels ( Präpositionen) met de derde naamval en deze toepassen
   in een zin
                   
Schreibfertigkeit: (Seite 12 Arbeitsbuch)
-  Maak een klein promotieprogramma van jouw dorp of stad. 
   Wat is leuk op te bezoeken of te bekijken? (Seite 12 und 13)
- Schrijf een e-mail aan je ruilfamilie. Hoe is de vakantie bevallen? Wat vond 
   je van de Duitse stad? (Seite 14)

Slide 26 - Slide

Arbeitsbuch Seite 12 bis 14 
Viel Erfolg!



Slide 27 - Slide