spelling extra

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Het geluid (weerkaatsen t.t.) ............. tegen de helling van de berg.

Waarom (mopperen t.t.) ................. hij altijd?

(Vinden v.t.) ........ je die jongen sympatiek?

Het paard (steigeren v.t.) ............ toen de locomotief begon te fluiten.

Is het deeg nu nog niet genoeg (gisten v.d.) ..............

Nee, pas als het nog twee uur heeft (rijzen v.d.) .............

Eerst (durven t.t.) ........ hij niet zo goed, later ging het beter.

De soldaten (rijden t.t.) ........... in draf door het dorp.

In die weiden (landen v.t.) .............. gisteren twee vliegtuigen.

Frits (lenen v.t.) ........ een fiets van zijn neefje.

Ik heb jouw gisteren een e-mail (sturen v.d.) ..............

Waarom heb je daar nog niet op (antwoorden v.d.) .............

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Er zit een gat in mijn broek.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Er zit een gat in mijn broek.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Op de kalender staan alle verjaardagen.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Morgen hebben we een feestje op school.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Alle hardlopers hebben op hun rug een nummer.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Gisteren heb ik koekjes gegeten bij mijn oma.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Tilly schrijft een gedicht in haar schrift.

Schrijf de BEPALING VAN PLAATS op:

Mijn oom heeft een tatoeage op zijn arm.

Ik heb geoefend en snap wat een BEPALING VAN PLAATS is.

1. JA
2. NEE
3. Een beetje