Lezen Toetsvoorbereiding H1 en H2

Denk je dat je de examens Nederlands met een voldoende af gaat ronden?
A
ja
B
nee
C
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

Denk je dat je de examens Nederlands met een voldoende af gaat ronden?
A
ja
B
nee
C

Slide 1 - Quiz

Welk examenonderdeel lijkt jou het lastigst?
A
Lezen en luisteren
B
Schrijven
C
Spreken (presentatie)
D
Gesprekken

Slide 2 - Quiz

Werk je liever klassikaal of zelfstandig?
A
klassikaal
B
zelfstandig
C
combinatie
D
maakt mij niet uit

Slide 3 - Quiz

Lezen H1 en H2


 

Vak: Nederlands


Slide 4 - Slide


Leerdoelen H1
  • Ik herken het onderwerp van een tekst
  • Ik herken de hoofdgedachte van een tekst
  • Ik weet wat de schrijver met de tekst wil bereiken
  • Ik weet voor wie de tekst is bedoeld
  • Ik weet of de informatie in een tekst betrouwbaar is

Slide 5 - Slide


Leerdoelen H2
  • Ik herken de opbouw (structuur) van een tekst
  • Ik vind snel mijn weg in een tekst 
  • Ik herken de deelonderwerpen van een tekst 
  • Ik herken signaalwoorden
  • Ik ontdek verbanden in een tekst

Slide 6 - Slide


Jongens zijn niet bang

De lastige positie van jongens met een angststoornis
(1) Ruim 10 procent van de jongeren van 13 jaar en ouder heeft een angststoornis. Het gaat hier vooral om sociale en specifieke fobieën. Meisjes hebben vaker last van een angststoornis, maar bij jongens blijft de stoornis langer verborgen.

(2) Het is in principe normaal dat jongeren angsten hebben. Vaak zijn het goede reacties op bepaalde gebeurtenissen. Angsten worden een probleem als ze langer duren dan verwacht mag worden op grond van de aanleiding, het functioneren van de jongere negatief beïnvloeden of wanneer de jongere onder de angsten lijdt (Nederlands Jeugdinstituut, 2020). 

(3) De zeventienjarige Hakim kampt sinds twee jaar met een angststoornis. 'Ik weet nog precies wanneer ik voor het eerst een paniekaanval had; ik zat in de metro op weg naar school. Van het ene op het andere moment begon mijn hart als een gek te bonzen en brak het zweet me uit. Ik dacht meteen: ik heb een hartaanval. Vroeger dacht ik altijd dat alleen ouderen een hartaanval konden krijgen, maar een paar maanden daarvoor was Nouri ineens op het voetbalveld in elkaar gezakt. Die gebeurtenis heeft grote indruk op me gemaakt. Niet alleen op mij trouwens; op alle jongens in mijn omgeving.'  

Slide 7 - Slide

(4) Waarom de ene jongere iets heftigs meemaakt en daardoor een angststoornis ontwikkelt, en de andere jongere niet, is de afgelopen decennia veelvuldig onderzocht. Inmiddels is bekend dat er bij de ontwikkeling van een angststoornis meestal sprake is van een opstapeling van risicofactoren, oftewel factoren die een goede ontwikkeling van de jongere bedreigen. 

(5) Zo is bekend dat als een kind op jonge leeftijd opvallend veel geremd gedrag vertoont, het risico op een sociale fobie tijdens de adolescentie verhoogd is. Ook blijken eigenschappen als angst- of walgingsgevoeligheid, een erfelijke aanleg en verstoorde cognitieve processen risicofactoren te zijn voor de ontwikkeling van een angststoornis. Jongeren met een angststoornis hebben de neiging onduidelijke informatie als bedreigend te interpreteren.

(6) Dat laatste was het geval bij Hakim. 'Niemand begreep in eerste instantie wat er precies met Nouri was gebeurd. Mijn vrienden konden dat uiteindelijk loslaten; mijn brein ging ermee aan de haal. Ik durfde daar met niemand over te praten: jongens praten niet graag met elkaar over hun gevoel. Laat staan over hun angsten. Uiteindelijk heb ik toch hulp gezocht. Ik heb nog steeds last van paniekaanvallen, maar ik weet nu waarom ik ze heb en hoe ik ermee om moet gaan.'  

Slide 8 - Slide





1. Wat is het hoofddoel van de schrijver?
A
De schrijver van deze tekst wil de lezer vooral informeren.
B
De schrijver van deze tekst wil de lezer vooral instrueren.
C
De schrijver van deze tekst wil de lezer vooral overtuigen.
D
De schrijver van deze tekst wil de lezer vooral activeren.

Slide 9 - Quiz





2. Is deze tekst betrouwbaar?
A
Deze tekst is voor 100% betrouwbaar; je kan alle informatie controleren en die informatie is objectief.
B
Deze tekst is voor 2/3 betrouwbaar; je kan de meeste informatie controleren, maar niet alle informatie is objectief.
C
Deze tekst is voor 2/3 onbetrouwbaar; je kan de meeste informatie niet controleren en de informatie is dus subjectief.
D
Deze tekst is voor 100% onbetrouwbaar; je kan de informatie niet controleren en die informatie is dus subjectief.

Slide 10 - Quiz





3. Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Jongeren met een angststoornis
B
De verborgen angsten van jongens
C
Nouri
D
Het Nederlands Jeugdinstituut

Slide 11 - Quiz





4. Wat is de lead van deze tekst?
A
Jongens zijn niet bang
B
Het Nederlands Jeugdinstituut
C
Jongens met een angststoornis hebben het zwaarder dan meisjes.
D
De lastige positie van jongens met een angststoornis

Slide 12 - Quiz





5. Welke alinea('s) horen bij de inleiding van deze tekst?
A
Alinea 1
B
Alinea 1 en 2
C
Alinea 1, 2 en 3
D
Deze tekst heeft geen inleiding.

Slide 13 - Quiz





6. Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?
A
Alinea 1 beschrijft het probleem; alinea 2 is een toelichting.
B
In alinea 1 geeft de schrijver zijn mening; alinea 2 is een toelichting.
C
Alinea 1 beschrijft het probleem; alinea 2 is een voorbeeld.
D
In alinea 1 geeft de schrijver zijn mening; alinea 2 is een voorbeeld.

Slide 14 - Quiz





7. Wat is de functie van alinea 5?
A
Alinea 5 geeft een gevolg weer van de oorzaak in alinea 4.
B
Alinea 5 geeft een oplossing voor het probleem in alinea 4.
C
Alinea 5 geeft een toelichting bij het verschijnsel in alinea 4.
D
Alinea 5 geeft een verklaring voor het verschijnsel in alinea 4.

Slide 15 - Quiz





8. Waarnaar verwijst 'Dat laatste..' in alinea 6?
A
Naar de neiging onduidelijke informatie als bedreigend te ervaren.
B
Naar de angst- of walgings-gevoeligheid.
C
Naar de erfelijke aanleg.
D
Naar de geremdheid in de jonge jaren.

Slide 16 - Quiz





9. Welke vaste structuur heeft deze tekst?
A
Een aspectenstructuur
B
Een probleem-oplossingstructuur
C
Een voor- en nadelenstructuur
D
Een verklaringsstructuur

Slide 17 - Quiz





10. Welke hoofdgedachte vat deze tekst het beste samen?
A
Jongeren hebben steeds vaker last van een angststoornis.
B
Jongeren met een angststoornis hebben het zwaar.
C
Jongens met een angststoornis bevinden zich in een lastige positie.
D
Jongens praten niet over hun gevoel.

Slide 18 - Quiz

Uitleg H1.1
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H1.1
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?

Slide 19 - Slide

Uitleg H1.2
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H1.2
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?

Slide 20 - Slide

Uitleg H1.3
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H1.3
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?

Slide 21 - Slide

Uitleg H2.1
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H2.1
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?
Pluim!
Deze pluim is voor Faouzi. Hij gaf vorige week aan dat hij niet wist wat hij met deze teksten moest doen. Dat weten we nu beter!

Slide 22 - Slide

Uitleg H2.2
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H2.2
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?

Slide 23 - Slide

Uitleg H2.3
Begrijp ik de nieuwe kennis?
Voorbeeld H2.3
Kan ik de nieuwe kennis toepassen?

Slide 24 - Slide

MM     
          Maak de Oefentoets H1 en H2
  • Ga naar LessonUp
  • Maak de 22 vragen van de Oefentoets H1 en H2
  • Sla nooit een vraag over (een keuze is altijd beter dan geen keuze)
  • Druk na vraag 22 duidelijk op 'LEVER IN'.

Oh ja: geef geen antwoorden aan elkaar door via de app! Dat zie ik!
timer
15:00

Slide 25 - Slide




Maak de Oefentoetsen 
Lezen H1 en H2

  • Meld je aan bij NU Nederlands online;
  • Kijk bij de Planning;
  • Open Oefentoets Lezen H1;
  • Maak de oefentoets;
  • Open Oefentoets Lezen H2;
  • Maak de oefentoets.

Veel succes!



Maak de Oefentoets Lezen H1 en H2

  • Meld je aan bij LessonUp;
  • Open Oefentoets Lezen H1 en H2;
  • Maak de oefentoets;
  • Druk na vraag 22 duidelijk op 'LEVER IN'.

Veel succes!

Let op! Haal de oefentoetsen Lezen H1 en H2 van NU Nederlands z.s.m. in!


timer
1:30:00

Slide 26 - Slide


Als je nog vragen of opmerkingen hebt,
kan je die hier kwijt.

Slide 27 - Open question