Kapitel 3 online 2

Ziel de weg vragen/ wijzen
informatie geven over het openbaar vervoer

Was machen wir heute?
Erklärung Modalverben im Präteritum
Sleepvraag Modalverben: Präsens/ Präteritum?
Uitleg Präteritum
Quizvragen  
An die Arbeit                                                                              
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ziel de weg vragen/ wijzen
informatie geven over het openbaar vervoer

Was machen wir heute?
Erklärung Modalverben im Präteritum
Sleepvraag Modalverben: Präsens/ Präteritum?
Uitleg Präteritum
Quizvragen  
An die Arbeit                                                                              

Slide 1 - Slide

Weißt du es noch? - Staat de ww-vorm in de o.t.t. of in de o.v.t.?
Präsens
(o.t.t.)
Präteritum
(o.v.t.)
ich musste
wir können
du darfst
ihr durftet
er konnte
sie müssen

Slide 2 - Drag question

Filmpje Modalverben Präteritum
Nu volgt een overzicht
  • Hoe maak je de verleden tijd van een werkwoord?
  • Stam + te
  • Welke vormen krijgen dezelfde uitgang?
  • Ich/er,sie,es      wir/Sie, sie

Slide 3 - Slide

OneNote: Kapitel 3 - Erklärung

Slide 4 - Slide

Ergänze im Präteritum (o.v.t.):
können:
Stella ....... keine Rückfahrtkarte kaufen.
A
konnte
B
könnte
C
konnten
D
kann

Slide 5 - Quiz

Ergänze im Präteritum (o.v.t.):
wollen:
Warum ....... du ins Zentrum fahren?
A
wollte
B
wolltest
C
wölltest
D
willst

Slide 6 - Quiz

Übersetze ins Präteritum (o.v.t.):
wissen:
........ ihr das noch nicht?!
A
Wisstet
B
Wussten
C
Wolltet
D
Wusstet

Slide 7 - Quiz

Ergänze im Präteritum (o.v.t)
müssen:
Max ..... die Tickets im Internet kaufen.
A
musste
B
müsste
C
musstest
D
muss

Slide 8 - Quiz

Ergänze im Präteritum (o.v.t.)
dürfen:
Gestern ..... Nicole alleine zurückfahren.
A
dürfte
B
darf
C
durftest
D
durfte

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 10 - Quiz

Weißt du es noch? -
Wat is GEEN kenmerk van de ovt van modale werkwoorden?
A
-st-en-t-en-uitgangen
B
-te, -test, -te, -ten, -tet, -ten
C
geen Umlaut
D
andere stamklinker in de ovt bij álle ww-vormen

Slide 11 - Quiz

4. An die Arbeit:
Machen:
Neue Kontakte online:
Kapitel 3: E- Grammatik  18, 19-23, 24-27
Lernen:
- Grammatik A+B
- S. 128 Wortschatz ND
- S. 129 D Lesen DN
An die Arbeit - Abschluss:

Slide 12 - Slide