Formuleren leerjaar 2

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Na deze les
- Kun je een tekst aantrekkelijk maken
- Weet je hoe je moet variëren in zinsopbouw

Slide 2 - Slide

Hoe kun je variëren in woordgebruik?

Slide 3 - Open question

OPA


O = onderwerp
P = persoonsvorm
A = ander zinsdeel

Slide 4 - Slide

De kwarktaart is zoet. 

Slide 5 - Slide

Zo varieer je in zinsopbouw
- OPA
- OPA -> APO. 
- Maak nu en dan een vraagzin (POA?)
- Gebruik de gebiedende wijs (PA). 

Slide 6 - Slide

Worteltaart lust ik. 

Slide 7 - Slide

APO
Worteltaart lust ik. 

Slide 8 - Slide

Is de appeltaart gaar? 

Slide 9 - Slide

POA?
Is de appeltaart gaar? 

Slide 10 - Slide

Koop hier uw slagroomtaart.

Slide 11 - Slide

PA
Koop hier uw slagroomtaart.

Slide 12 - Slide

Zo varieer je in zinsopbouw
- OPA
- OPA -> APO. 
- Maak nu en dan een vraagzin (POA?)
- Gebruik de gebiedende wijs (PA). 

Slide 13 - Slide

Welke taart wint?

Slide 14 - Poll

Varieer in zinsopbouw met O, P en A

O = onderwerp
P = persoonsvorm
A = ander zinsdeel (bijvoorbeeld een lv, bwb, mv)

De volgordes OPA, APO, POA en PA komen voor.

Schrijf dit op! = PA, altijd gebiedende wijs! Geen onderwerp
Zou je willen zitten? = POA, altijd een vraagzin!
Ik wil graag dat je gaat zitten. = OPA
Gisteren vroeg ik je om te gaan leren voor de toets. = APO

Slide 15 - Slide

Aantrekkelijk formuleren
Varieer in je woordvolgorde
(OPA, APO, POA? en
PA):

  • Deze planten zijn gezond omdat ze veel vitaminen bevatten. Ze groeien hoog in de bergen op een zuidhelling. De planten zijn klein van stuk met een gerafelde bladrand. De stengel is houtig.

  • Deze planten zijn gezond omdat ze veel vitaminen bevatten. (OPA) Hoog in de bergen op een zuidhelling groeien ze het best. (APO) De planten zijn klein van stuk met een gerafelde bladrand. (OPA) Daarnaast is de stengel houtig. (APO).


Slide 16 - Slide

H1 Variatie in woordgebruik
Let op dat je niet te vaak een woord herhaalt, gebruik liever:
  • synoniemen, 
  • verwijswoorden (die, deze, dit, dat, hij, zij, hen, hun, etc.) of
  • laat het woord weg, indien mogelijk. 

Vb.: Mijn tante, die in Marokko woont, komt op bezoek. Zij is heel lief en haar ogen zijn prachtig groen.

Slide 17 - Slide

H2 Variatie in zinsopbouw
Meeste zinnen hebben van nature de volgende logische opbouw: onderwerp (O), persoonsvorm (P) en een ander zinsdeel (A). 

De opbouw is dan OPA, zoals 'Ik loop naar huis.'
 Varieer door de volgende vormen van zinsopbouw te gebruiken:
  • POA: Loop ik naar huis? (vraagzin)
  • PA: Loop naar huis. (gebiedende wijs, zonder onderwerp)
  • APO: Naar huis, loop ik. 

Slide 18 - Slide

Wat is de opbouw van onderstaande zin?
Beleef de avonturen van Suske en Wiske.
Gebruik hoofdletters.

Slide 19 - Open question

Wat is de opbouw van onderstaande zin?
Heb je zin in een spannend spel?
Gebruik hoofdletters.

Slide 20 - Open question