3GT H3 Woordenschat les 1: Figuurlijk taalgebruik

25 
26
27 
19 
20

21

22 
 23 
 24 T
 13 Nienke
14 Esmee
15  Dilay
 16 Andy 
17 
 18 
 7 Juliëtte
8 Carmen
 9 Bregt
 10 Djamiro
 11 Nero
 12 Jochem
 1Floor
2 Tuba
3 Araya
 4 Dazley
 5 Jasmijn
 6  Cavo
Docent
Bord
Klas 3GT2
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

25 
26
27 
19 
20

21

22 
 23 
 24 T
 13 Nienke
14 Esmee
15  Dilay
 16 Andy 
17 
 18 
 7 Juliëtte
8 Carmen
 9 Bregt
 10 Djamiro
 11 Nero
 12 Jochem
 1Floor
2 Tuba
3 Araya
 4 Dazley
 5 Jasmijn
 6  Cavo
Docent
Bord
Klas 3GT2

Slide 1 - Slide

Eerste 6 minuten lezen (boektitels doorgeven in Teams)
Aantekeningen in je schrift
Samen opdracht LessonUp
Zelfstandig aan de slag
Scores oefentoets?

Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf  (blz.82)
Klaar? Nakijken en boek lezen 
Verlengde instructie: Andy, Cavo, Dilay, Carmen, Jochem
timer
6:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Aantekening
* context is heel belangrijk



Doe jij mee met die proefles in de sportschool?
Doe jij mee met die proefles van het kookuurtje?

Slide 4 - Slide

Opdracht:

1.Joost is zo gek als een _______.
2.Mijn opa rookt als een _______.
3.Inge slaapt als een _______.
4. Herman liet hem vallen als een _______.
5.Marije stond te trillen als een _______.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een _______.
Vergelijkingen: 

vaatdoek
rietje
ketter
deur
roos
baksteen

Slide 5 - Slide

Antwoorden
1.Joost is zo gek als een deur.
2.Mijn opa rookt als een ketter.
3.Inge slaapt als een roos.
4.Herman liet hem vallen als een baksteen.
5.Marije stond te trillen als een rietje.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een vaatdoek.

Slide 6 - Slide

Vorm van beeldspraak
Voorbeelden:

Hij woont in het hart van de stad.
Het is een beer van een vent.
Door hem ben ik nu mooi de sigaar.
Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 1:
Als je iets wilt weten, moet je aan de bel trekken.
Met 'aan de bel trekken' wordt bedoeld: 'ergens aandacht voor vragen'.
Het betekent dus niet letterlijk 'aan een echte bel trekken'.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld 2:
Als je je cijfer wilt weten, moet je de leraar aan zijn jasje trekken.
Met 'de leraar aan zijn jasje trekken' wordt bedoeld: 'de leraar iets zeggen of vragen'.
Het betekent dus niet letterlijk 'aan zijn jasje trekken'.

Slide 9 - Slide

Opdracht: Bedenk zelf twee voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
Voorbeelden die misschien door iemand verkeerd begrepen kunnen worden?
Zoek voorbeelden op www.spreekwoorden.nl over spreekwoorden en uitdrukkingen.
Noteer de voorbeelden in je schrift.

Slide 10 - Slide

Lezen, kernzinnen
Samen enkele vragen opdracht 2
Zelfstandig aan de slag
H3 woordenschat, opdracht 1 en 2 in je schrift

Scores oefentoets?

Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf  (blz.76)
Klaar? Nakijken en boek lezen 
Verlengde instructie: Jeanne (3k6)
3k5 scores doorgeven 

Slide 11 - Slide