chap 5 D grammaire
1 / 17
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les
Slide 8 - Quiz
Tu veux ... coca ?
Kies het juiste delend lidwoord.
Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 10 - Quiz
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 11 - Quiz
Welk delend lidwoord?
Je ne mange plus ........ viande.
Je ne mange plus ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la
Slide 12 - Quiz
Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk
Bij het ontbijt, drink ik melk
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je ne bois pas ...... eau.
Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 15 - Quiz
Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord
