pm1

Welkom 

1 / 51
next
Slide 1: Slide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom 

Slide 1 - Slide

geslachtelijk vermeerderen kan door
  1. enten = juist/onjuist
  2. afleggen = juist/onjuist
  3. weefselkweek = juist/onjuist
  4. zaaien = juist/onjuist

Slide 2 - Slide

Stap 6: Zaaien!
Zodra de peultjes flink zijn gegroeit mogen ze gezaaid worden. 

Slide 3 - Slide

1.7 Poten en zaaien

Slide 4 - Slide

Zaai-instructie: hoe diep, hoe ver uit elkaar? licht- of donkerkiemend
Zaaimethode per plant verschillend.

Slide 5 - Slide

Poten
Aardappelen en bollen (uien en bloembollen) worden met een pootmachine in de grond gelegd op de juiste afstand van elkaar.





Daarna worden ze ondergedekt met een laag aarde. Aardappelruggen.

Slide 6 - Slide

Poten in je moestuin

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat zijn groeifactoren?
  • voeding
  • water
  • licht
  • lucht
  • warmte

Slide 9 - Slide

Groeifactoren
Als een factor niet goed is, kan een plant slecht groeien of ziek worden.

Slide 10 - Slide

Fotosynthese
  • wortels halen water uit de grond
  • huidmondjes halen CO2 uit de lucht
  • bladgroenkorrels vangen licht op
  • deze 3 worden omgezet in glucose

Slide 11 - Slide

Fotosynthese
Glucose (suiker) is voeding voor de plant.
De 'afvalstof' zuurstof wordt afgegeven aan de lucht.

Slide 12 - Slide

Temperatuur
Optimale temperatuur verschilt per gewas.
Door teelt in kassen kun je de gewenste temperatuur regelen en tomaten en paprika's kweken in Nederland.

Slide 13 - Slide

Water
Een plant bestaat voor 90% uit water.
  • geeft plant stevigheid
  • speelt rol bij fotosynthese
  • transportmiddel voor voedingsstoffen

Slide 14 - Slide

Water
Een plant bestaat voor 90% uit water.
  • geeft plant stevigheid
  • speelt rol bij fotosynthese
  • transportmiddel voor voedingsstoffen

Slide 15 - Slide

Licht
Zonder licht geen fotosynthese.
Licht kan van de zon én van lampen komen.
Teveel licht is niet goed.

Slide 16 - Slide

Lucht
In lucht zit CO2, wat nodig is voor de fotosynthese.
In de kas kun je het gehalte aan CO2 zelf regelen.

Slide 17 - Slide

Wat gebeurt er met een plant als één van de groeifactoren niet aanwezig is?
A
dan maakt de plant de groeifactor zelf aan
B
dan bloeit een plant sneller
C
dan kan een plant ziek worden
D
dan groeit een plant goed.

Slide 18 - Quiz

Welke groeifactoren zijn belangrijk voor rijst?
A
een lage temperatuur en veel water
B
een hoge temperatuur en veel water
C
een lage temperatuur en weinig water
D
een hoge temperatuur en weinig water

Slide 19 - Quiz

Wat doet de plant met koolstofdioxide?
A
dit geeft de plant af aan de lucht tijdens de fotosynthese
B
dit neemt de plant op via de huidmondjes tijdens de fotosynthese
C
niets. Net als mensen kan de plant er niet van leven
D
dit slaat de plant op als reservevoedsel

Slide 20 - Quiz

Wat doet de plant met koolstofdioxide?
A
dit geeft de plant af aan de lucht tijdens de fotosynthese
B
dit neemt de plant op via de huidmondjes tijdens de fotosynthese
C
niets. Net als mensen kan de plant er niet van leven
D
dit slaat de plant op als reservevoedsel

Slide 21 - Quiz

Zaaien
  1. Zaaien in volle grond of in een kistje
  2. Handmatig zaaien voor kleine stukken
  3. Machinaal zaaien voor grotere stukken

Slide 22 - Slide

Zaaien
  1. Zaaien in volle grond of in een kistje
  2. Handmatig zaaien voor kleine stukken
  3. Machinaal zaaien voor grotere stukken

Slide 23 - Slide

Zaaien
  1. Zaaien in volle grond of in een kistje
  2. Handmatig zaaien voor kleine stukken
  3. Machinaal zaaien voor grotere stukken

Slide 24 - Slide

Zaaien
  1. Zaaien in volle grond of in een kistje
  2. Handmatig zaaien voor kleine stukken
  3. Machinaal zaaien voor grotere stukken

Slide 25 - Slide

Methode om te zaaien
  1. Zaden leggen (zonnebloempitten)
  2. Breedwerpig zaaien (graszaad)
  3. Rijen zaaien (maïs, granen, groentes)

Slide 26 - Slide

Methode om te zaaien
  1. Zaden leggen (zonnebloempitten)
  2. Breedwerpig zaaien (graszaad)
  3. Rijen zaaien (maïs, granen, groentes)

Slide 27 - Slide

Methode om te zaaien
  1. Zaden leggen (zonnebloempitten)
  2. Breedwerpig zaaien (graszaad)
  3. Rijen zaaien (maïs, granen, groentes)

Slide 28 - Slide

Methode om te zaaien
  • zaaidiepte afhankelijk van de zaadgrootte
  • lichtkiemende zaden hebben licht nodig om te ontkiemen
  • donkerkiemende zaden kiemen in het donker

Slide 29 - Slide

Methode om te zaaien
  • zaaidiepte afhankelijk van de zaadgrootte
  • lichtkiemende zaden hebben licht nodig om te ontkiemen
  • donkerkiemende zaden kiemen in het donker

Slide 30 - Slide

Methode om te zaaien
  • zaaidiepte afhankelijk van de zaadgrootte
  • lichtkiemende zaden hebben licht nodig om te ontkiemen
  • donkerkiemende zaden kiemen in het donker

Slide 31 - Slide

Zaaigrond
  1. meng in een schone emmer 1 deel potgrond  zonder klontjes met 1 deel scherpzand
  2. doe in een schone zaaibak 4 cm zaaigrond. 
  3. egaliseer de grond en druk lichtjes aan
  4. strooi er nog wat zaaigrond overheen
  5. zaai volgens instructie op de verpakking
  6. bevochtig de grond met een plantenspuit

Slide 32 - Slide

Zaaigrond
  1. meng in een schone emmer 1 deel potgrond  zonder klontjes met 1 deel scherpzand
  2. doe in een schone zaaibak 4 cm zaaigrond. 
  3. egaliseer de grond en druk lichtjes aan
  4. strooi er nog wat zaaigrond overheen
  5. zaai volgens instructie op de verpakking
  6. bevochtig de grond met een plantenspuit

Slide 33 - Slide

Zaaigrond (deel 2)
  1. maak de grond niet te nat
  2. zet de zaaibak op een lichte, warme plek
  3. controleer dagelijks de kieming en controleer steeds of de grond nog vochtig is

Slide 34 - Slide

Poten
  • Aardappelen worden gepoot in ruggen

Slide 35 - Slide

Poten
  • Aardappelen worden gepoot in ruggen

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

 Zaaien
Na het voorbereiden van de grond kun je het gazon zaaien. Kies een dag uit met weinig tot geen wind. Indien de grond erg droog is kun je deze licht vochtig maken.
Strooi het gazonzaad één keer in de lengte en één keer in de breedte van het gazon. Op deze manier vergroot je de kans dat het zaad gelijkmatig over de bodem verdeeld wordt.
Hark na het zaaien de bodem oppervlakkig aan. De zaadjes mogen daarbij niet te diep in het zand verdwijnen omdat ze dan verstikt raken onder een laag zand. Licht inharken is voldoende.
Om ervoor te zorgen dat het graszaad goed contact maakt met de grond is het nodig dat de grond goed aangedrukt wordt. Gebruik hiervoor een wals.

Slide 39 - Slide

Hoe kan een plant zich generatief vermeerderen?
A
met stekpoeder
B
via de bast
C
via delen van het blad, de stengel of de wortel
D
via zaden

Slide 40 - Quiz

Welke vier factoren zijn groeifactoren voor planten?
Sleep de groeifactoren voor planten naar het rode vak.

Slide 41 - Drag question


Wat zie je op de afbeelding?
A
een bol
B
een knol
C
een wortelstok

Slide 42 - Quiz

Manieren van zaaien




We gebruiken zaadjes om planten te oogsten, voor onze voeding of om de mooie bloemen.

Slide 43 - Slide

Ontkieming
    Maiskorrels worden enkele centimeters diep gezaaid. Na het zaaien duurt het ongeveer twee weken voordat het maiskorreltje gaat ontkiemen. Als het stengeltje van de maisplant boven de grond komt, zijn de reservestoffen verbruikt.

Slide 44 - Slide

Welke delen van de planten kun je oogsten om te gebruiken? Sleep het plantendeel naar het product.
blad
bloem
stengel
knol
vrucht
zaad

Slide 45 - Drag question

1.9 Gewasbescherming
Waarom?
Om te voorkomen dat een gewas door plaag of ziekte aangetast wordt

Slide 46 - Slide

Drie manieren om plagen en ziekten te bestrijden
Mechanisch
chemisch
biologisch

Slide 47 - Slide

Schoffelen:
  • afsnijden net onder de grond  
  • bij droog weer en laten verdrogen.





Wortelonkruiden lopen weer uit! (bv. kweekgras)
Mechanisch onkruid bestrijden
onkruidborstel
Schoffelkst

Slide 48 - Slide

Chemische gewasbescherming en bestrijding
Het toepassen van 
Herbiciden
tegen onkruid
Fungiciden
schimmels
Insecticiden
insecten
Acariciden
mijten

Slide 49 - Slide

Biologische gewasbescherming en bestrijding
Bestrijdt plagen met "biologische" middelen.
Uitgangspunt:
  • Elke plaaginsect heeft  natuurlijke vijanden.
  • plaats deze in het gewas, zij schakelen insect uit 

Slide 50 - Slide

     Gewasbescherming
Het allerbeste is om geen middelen te gebruiken. Moet je toch iets gebruiken dan biologisch. Werkt dit allemaal niet, dan verantwoord chemische middelen gebruiken

Slide 51 - Slide