lijdend bedrijvend grammatica

BEDRIJVENDE EN LIJDENDE VORM 3.4


VWO 2


1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BEDRIJVENDE EN LIJDENDE VORM 3.4


VWO 2


Slide 1 - Slide

Jara /laat/ de hond /uit.


Wat is het onderwerp? Jara

Jara doet iets-> ze laat de hond uit


Als het ONDERWERP de handeling verricht van het WG noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.


Slide 2 - Slide

De hond/ wordt/ door Jara/ uitgelaten.

Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).

Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 3 - Slide

Omzetten bedrijvend ->lijdend
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.

Slide 4 - Slide

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

onvoltooid --> worden

De man koopt de computer. (o.t.t.)

De computer wordt door de man gekocht. (o.t.t.)


De man kocht de computer. (o.v.t.)

De computer werd door de man gekocht. (o.v.t.)


Slide 7 - Slide

voltooid -> zijn

De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.)

De computer is door de man gekocht. (v.t.t.)


De man had de computer gekocht. (v.v.t.)

De computer was door de man gekocht. (v.t.t.)

Slide 8 - Slide

Toekomende tijd

De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.)
De computer zal door de man gekocht worden. (o.t.t.t.)


De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.)
De computer zou door de man gekocht zijn. (v.v.t.t.)

Slide 9 - Slide

Omzetten lijdend->bedrijvend
  • De doorbepaling wordt het onderwerp.
  • Het onderwerp wordt LV.
  • Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' weg (= onvoltooide tijd) of verander het hulpwerkwoord zijn in de goede vorm van 'hebben' (=voltooide tijd).


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 12 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Inna ontvangt een prijs.

Slide 13 - Open question

Is de opdracht nu goed nagekeken door de juf?
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 14 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Is de opdracht nu goed nagekeken door de juf?

Slide 15 - Open question

Het jurkje werd door Simone gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 16 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Het jurkje werd door Simone gekocht.

Slide 17 - Open question

De man had een scheerapparaat gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 18 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

De man had een scheerapparaat gekocht.

Slide 19 - Open question

Het dressuur werd door Inna goed uitgevoerd.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 20 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Het dressuur werd door Inna goed uitgevoerd.

Slide 21 - Open question

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 22 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

Slide 23 - Open question

Het dienstmeisje verschoonde de lakens.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 24 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Het dienstmeisje verschoonde de lakens.

Slide 25 - Open question

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 26 - Quiz

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.

Slide 27 - Open question

Zet de zin van bedrijvend <-> lijdend
Door Piet was de taart versierd.

Slide 28 - Open question

Snap je hoe je de tijd van een zin kan bepalen?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Snap je hoe je een zin van bedrijvend naar lijdend kunt omzetten?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz