Conjunctions (Dutch)

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Conjunctions 

 Voegwoorden

Vandaag

- Leren over voegwoorden in het Engels

Doel

Jouw Engelse schrijf & spreekvaardigheid verbeteren door voegwoorden te gebruiken.

Wat zijn voegwoorden?

Wat zijn voegwoorden?

Woorden die zinnen aan elkaar voegen / verbinden.

Wat zijn voegwoorden?

Woorden die zinnen aan elkaar voegen / verbinden.

"Ze geeft geen feestje. Ze heeft corona."

"Ze geeft geen feestje want ze heeft corona"

Waarom voegwoorden gebruiken?

Je zinnen sluiten beter aan elkaar aan.

Zinnen die goed in elkaar over gaan klinken beter en professioneler.

Welke voegwoorden ken je nu?

Simple conjunctions:

And, also, like, because, since.

Voorbeeld: Since

Since.

She is not my friend anymore. She was mean to me.

She is not my friend anymore since she was mean to me.

Voorbeelden: And

My cat is funny. My cat is friendly.

My cat is funny and friendly. 

Voorbeeld: Because

I am hungry. I need to eat.

I am hungry because I need to eat.

Welke voegwoorden moet je kennen

Comparison (vergelijking):   than 

introduceert het tweede deel in een vergelijking.

I would rather have a humburger for breakfast. Not yoghurt

I would rather have a hamburger than yoghurt for breakfast.

Gebruikt nooit then met een e om te vergelijken!

Welke voegwoorden moet je kennen

Ondanks: although /even though /though 

Betekenen alle drie ondanks.

Although I go to bed really early, I still wake up tired.

Ondanks dat ik vroeg naar bed ga, word ik toch moe wakker.

Welke voegwoorden moet je kennen

Ondanks: although /even though /though 

Betekenen alle drie ondanks.

Even though she is popular on social media she has no real friends.

Ondanks dat ze populair is op sociale media heeft ze geen echte vrienden.

Welke voegwoorden moet je kennen

Om te:  in order to.

I must do this. To check you in.

Ik moet dit doen. Om je in te checken.

I must do this in order to check you in.

Ik moet dit doen om jou in te checken.

Welke voegwoorden moet je kennen

Daarom: Therefore.

I am late. I must hurry.

Ik ben laat. Ik moet opschieten.

I am late therefore I must hurry.

Ik ben laat daarom moet ik opschieten.

Zijn er vragen over voegwoorden?

Tijd om kort te oefenen!

You treated him badly _____ he is doing the same to you now.

1. so
2. if
3. but
4. although

______ there is no more butter you must use the margarine.

1. so
2. either
3. since
4. but

She was afraid ______ the building would collapse.

1. and
2. while
3. even though
4. that

He phoned me ______ he needed someone to talk to.

1. because
2. but
3. and
4. so

I spent some time with them ______ I was very busy.

1. when
2. and
3. because
4. although

We saw some boats ______ we were walking along the beach.

1. but
2. so
3. as
4. if

Werk nu verder aan case 4

Probeer voegwoorden te verwerken in jouw presentatie.