Les 12_herhaling leesvaardigheid (tekststructuur - signaalwoorden) / samenstellingen / hoofdletters

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

GOEDEMORGEN!

Leuk dat je er bent!

We gaan zo beginnen...

1.Aanwezigheid

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

              Startklaar

• Op je plek zitten. 
• Telefoon in de tas. 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: boek, laptop, etui, pen en papier.

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Wat gaan we doen vandaag?

1. Herhaling leesvaardigheid 

3. Antwoorden nakijken via LessonUp

4. Woordenschat

5. Herhaling: samenstellingen

6. Herhaling: leestekens

Oefenen met leesvaardigheid

>> werkblad uitdelen

3c. Zelfstandig werken

Wat?	Maak het werkblad over de tekstverbanden. Lees bladzij 81 door in je KERN boek.
Tijd?	7 minuten. Daarna nakijken via LessonUp
Klaar?	Werk aan NUMO (taak PTO-3)

Theorie van hoofdstuk 4.3! (bladzij 81)

Vragen nakijken

>> Inloggen bij LessonUp

1. Wat geeft een signaalwoord van een doel-middelverband aan?

Antwoord - nakijken

… Het geeft het verband aan tussen het doel en het middel dat wordt genoemd in de tekst. ...........

• Doel: wat wil ik bereiken.
• Middel: hoe bereik ik mijn doel?

2. Noteer een signaalwoord voor oorzaak-gevolg en ook een
signaalwoord voor doel-middel uit de tekst.

Antwoord - nakijken

• Oorzaak-gevolg: doordat (alinea 1). 
• Doel-middel: door middel van (alinea 2) / door (alinea 3)

3. Kijk naar je antwoord bij vraag 2.
- Wat is de oorzaak en wat is het gevolg?
- Wat is het doel en wat is het middel?

Antwoord - nakijken

• Oorzaak: Er valt weinig regen. 
• Gevolg: China kampt met droogte.

• Doel: Aanhoudende droogte in de Tibetaanse Hoogland bestrijden. 
• Middel: regenmachine

• Doel: droogte tegengaan. 
• Middel: water halen uit grote rivieren in het zuiden / dammen bouwen.

4. Omschrijf in je eigen woorden (1) wat het voordeel is van de regenmachine bij het tegengaan van
de droogte in China en (2) wat men vindt van het gebruik van deze regenmachine.

Antwoord - nakijken!

Bij het bouwen van dammen moeten mensen vaak verhuizen en hun land afstaan. Bij een regenmachine is dit niet nodig. 

Toch is er kritiek omdat men zich afvraagt of zo’n kunstmatige

ingreep in de natuur wel echt nodig is en of de natuur niet met rust gelaten moet worden

Ik kan signaalwoorden en tekstverbanden in een tekst herkennen.

😒🙁😐🙂😃

Woordenschat

2. Woordenschat opdracht

Werk in tweetallen. 

Klaar?
Maak vraag 5 en 6 bladzij 172

Antwoorden woordenschat 3.1

7. sidderen

8. geboden

Antwoorden woordenschat 3.5

Een

Een

Hoofdstuk 3. Geschiedenis van het Nederlands                            

Les 1            De wortels van onze taal   

Les 2           Hoofdzaak en bijzaak 

Hoofdstuk 4. Dichterlijke taal

Les 2.   De structuur van een tekst 

les 3.    De verbanden in een tekst 

+ WOORDENSCHAT

stap 1b. Welke lesstof wordt deze periode behandeld?

Spelling en grammatica                                    

Les  13          Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Les  14          Persoonsvorm verleden tijd

Les  15          Voltooid deelwoord

Herhaling PTO-2: les 7 & 8

 

4. samenstellingen

 -Maak opdracht 3, 4 en 5 op p. 136.

- Maak opdracht 3 en 6 op p. 140.

4. Antwoorden

4. Antwoorden

5. Leestekens

 -Maak opdracht 10a op p. 193.

- Maak opdracht 11 op p. 196.

5. Antwoorden

5. Antwoorden

5. Antwoorden

Terugblik

-> Ben je nu goed voorbereid?

-> Welke delen moet je nog herhalen?