PW H3 - Grammatica, woordenschat en spelling - 2BB

• Voortgezet speciaal onderwijs

PW H3 - Grammatica, woordenschat en spelling

VMBO 2BB

Woordenschat

1. Welk voorvoegsel moet er op de puntjes staan?

zonder woorden = […]verbaal

2. Welk voorvoegsel moet er op de puntjes staan?

niet gebruikt = […]gebruikt

3. Welk voorvoegsel moet er op de puntjes staan?

opnieuw berekenen = […]berekenen

4. Welk voorvoegsel moet er op de puntjes staan?

slechte toestand = […]toestand

Wat betekenen de woorden in de linker rij? Sleep ze naar de juiste betekenis in de rechter rij. Je houdt twee betekenissen over. 

geld dat je uitgeeft

hoogstens, ten hoogste

in de vorm van munten en bankbiljetten

jammer genoeg

te weinig van iets

5. contant

6. tekort

7. maximaal

8. Lees de zinnen hieronder.
- Nienke was hypernerveus voor het rijexamen; ze trilde helemaal.
- Dit nieuwe vliegtuig is hypermodern; door een nieuwe techniek vliegt het sneller dan alle andere vliegtuigen.
Wat is de betekenis van het voorvoegsel 'hyper'?

Grammatica

9. Is de uitspraak waar of niet waar? 'Een lidwoord hoort altijd bij het een zelfstandig naamwoord.'

1. waar
2. niet waar

10. Sleep de onderstreepte woorden naar de juiste 

benaming.

De jongen probeert netjes binnen de lijntjes te kleuren.

lidwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

De

probeert

lijntjes

kleuren

11. Sleep de onderstreepte woorden naar de juiste 

benaming.

Als ik mijn huiswerk maak, eet ik altijd een gevulde koek.

lidwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

Huiswerk

eet

een

koek

12. Sleep de onderstreepte woorden naar de juiste 

benaming.

Deze nieuwe spijkerbroek is volgens mijn vriend te koop bij H&M.

lidwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

spijkerbroek

is

vriend

H&M

13. Het regende hard op het moment dat ik naar buiten stapte.

Is het wel of geen lidwoord?

1. wel lidwoord
2. geen lidwoord

14. Ik heb een vraag: ‘Schrijf je appel met één of met twee p’s?

Is een wel of geen lidwoord?

1. wel lidwoord
2. geen lidwoord

Formuleren

15. Kies de juiste verwijswoorden:

Bram moet naar de tandarts. [Hij|Zij] heeft een gaatje in [hun|zijn] kies.

1. 1 Hij / 2 hun
2. 1 Hij / 2 zijn
3. 1 Zij / 2 hun
4. 1 Zij / 2 zijn

16. Kies de juiste verwijswoorden:

Pauwen zijn trotse dieren. [Hun/Zij] lopen vaak met [hun/zijn] staart omhoog.

1. 1 Hun / 2 hun
2. 1 Hun / 2 zijn
3. 1 Zij / 2 hun
4. 1 Zij / 2 zijn

17. Kies de juiste verwijswoorden:

Houdt Koen wel van muffins? Ik heb [hun/ze] voor [haar/hem] gebakken.

1. 1 Hun / 2 haar
2. 1 Hun / 2 hem
3. 1 Ze / 2 haar
4. 1 Ze / 2 hem

18. Heb je die lieve poesje gezien? Dat zit te huilen boven in de boom.
Wat is het onjuiste verwijswoord? En hoe zou jij dit verbeteren?

Spelling

19. Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord van de werkwoorden die tussen haakjes staan:
'Tijdens het etentje was mevrouw Stegeman bijna in een visgraat […] (stikken).'

20. Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord van de werkwoorden die tussen haakjes staan:
'Voor de gemiddelde tweedeklasser is deze zin veel te moeilijk […] (formuleren).'

21. Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord van de werkwoorden die tussen haakjes staan:
'Misschien heeft meneer Ozinga onze proefwerken morgen wel […] (nakijken).'

Moeilijke woorden

22. Sleep de woorden naar de juiste klank:

klinkt als 'oe'

klinkt als 'o'

chauffeur

journalist

niveau

route

Einde toets