Par 8.2: De reus van Zuid Amerika ontwaakt.

Par 8.2 
De Reus van Zuid Amerika ontwaakt
1 / 45
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Par 8.2 
De Reus van Zuid Amerika ontwaakt

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Herhaling par 8.1
  • bespreken 8.2 

Slide 2 - Slide

Vooraf 

Je moet bij het doornemen van deze les de aantekeningen die in de GELE slides staan overnemen in je aantekeningenschrift.
Als er tijdens de les een opdracht verschijnt dan maak je die. Je docent kan je voortgang bekijken.

Succes!

Slide 3 - Slide

Bevolking: groei of afname?
Geboortecijfer-steftecijfer= saldo natuurlijke bevolkingsgroei
  • Meer geboorte dan sterfte= geboorte overschot
  • Meer sterfte dan geboorte= sterfte overschot

Immigratie - emigratie= migratiesaldo
  • meer immigranten= positief migratiesaldo
  • meer emigranten= negatief migratie saldo
per 1000 mensen
Geboorte en sterfte berekenen we vaak per 1000 mensen per jaar. Dit noemen we relatieve cijfers.
Op deze manier kunnen we landen als Nederlad en China ( die allebei een heel ander bevolkingsaantal hebben) met elkaar vergelijken. We noemen dit getal promille, oftewel, per 1000

Als je alleen naar absolute cijfers zou kijekn dan heeft China natuurlijk veel meer geboorten en sterfe dan Nederland. Door relatieve getallen te gebruiken kan je wel vergelijken.

Slide 4 - Slide

4 sectoren Beroepsbevolking
Beroepsbevolking: Mensen die werken of kunnen werken. Meestal mensen tussen 19 en 66 jaar.
4 sectoren:
  • Primaire sector: Haalt producten uit de natuur, zorgt voor grondstoffen en eten
  • secundaire sector: industrie, verwerkt producten uit de primaire sector tot dingen die we kunnen gebruiken
  • Tertiaire sector: Dienstensector. Deze mensen maken niets, maar verlenen een dienst
  • Quartaire sector: Ook diensten, maar dan mensen die daar geen winst mee maken.

Meestal geldt: hoe rijker het land, hoe groter de tertiaire en quartaire sector.

Slide 5 - Slide

Tertiaire sector-Vluchtsector
In sommige arme landen is de tertiaire sector ook heel groot.
Er zijn dan veel mensen werkloos, en zij gaan dan baantjes zoeken waar ze iets mee kunnen verdienen.
Dit zijn baantjes als schoenpoetser, koffers dragen van toeristen, afval inzamelen, enz.
Dit noem je de ¨vluchtsector". Deze mensen "vluchten" naar dit soort baantjes. Ze verdienen daar weinig geld mee.

Slide 6 - Slide

En wat verdienen die mensen?
BNP/BBP= het inkomen van een land van alle mensen bij elkaar opgeteld
BNP per hoofd= het gemiddelde inkomen
Dit bereken je door het BBP/BNP te delen door het aantal inwoners van een land.

Slide 7 - Slide

Net alleen naar BNP kijken dus
We kijken ook naar de 4 basisbehoeften. Al deze behoeften zijn meetbaar, en zeggen dus iets over de ontwikkeling van een land
  1. Voedsel. Voedsel geeft energie, dat heb je nodig  Een vrouw ongeveer 2000 kilocalorieen en een man 2500. 
  2. Huisvesting. Een goed huis heeft stromend water en een toilet. Het % huizen met riolering en stromend water bijvoorbeeld zegt dus iets
  3. Onderwijs. Het % analfabeten zegt iets
  4. Gezondheidszorg. Het aantal artsen per 1000 mensen (artsendichtheid) en zuigelingensterfte zeggen beide iets.
Tegenwoordig zijn er mensen die internet verbinding willen toevoegen aan de basisbehoeften.

Slide 8 - Slide

Hoe kijk je dan naar ontwikkeling?
Op een aantal manieren: Kijken en meten.
In een land kun je vaak ook zien hoe ontwikkeld het is. Maar dat kan niet altijd.
Dus zijn er verschillende manieren om te meten. Meestal wordt een combinatie gebruikt van meetinstrumenten:
  • BNP per inwoner
  • Basisbehoeften
  • aantal mensen dat werkt in landbouw- hoe meer, hoe armer een land
  • Urbanisatiegraad en urbanisatietempo- hoe meer mensen in de stad wonen, hoe rijker een land
Als je lijkt naar BNP in combinatie met levensverwachting en analfabetisme dan noem je dat de HDI (Human Development Index)
Urbanisatiegraad en urbanisatietempo
Urbanisatiegraad is het percentage mensen dat in de stad woont.
Urbanisatietempo houdt in hoe snel de steden in een land groeien. 

In landen die zich ontwikkelen zie je vaak dat eerst het urbanisatietempo hoog is, veel mensen willen naar de stad verhuizen omdat daar werk is en op het platteland niet.
Als het land zich steeds verder ontwikkeld heeft neemt de urbanisatiegraad toe, en dan neemt het urbanisatietempo juist af. Er wonen dan al veel mensen in de stad. In een nog later stadium gaan de mensen juist weer weg uit de stad omdat het daar te druk is. Ze gaan dan in de gebieden rondom de stad wonen. Dit noem je suburbanisatie.

Slide 9 - Slide

Leerdoelen par 8.2
  • Ik weet wat de invloed is van het koloniale verleden in Brazilië  
  • Ik weet welke soorten koloniën er zijn. 
  • Ik weet wat centrum, semiperiferie en periferie zijn 
  • Ik weet welke perioden van economische groei en neergang Brazilië heeft doorgemaakt sinds 1960 
  • Ik weet wat Global Shift is 
  • Ik weet wat de BRICS-landen zijn en kan kenmerken noemen van BRICS-landen 
  • Ik kan de nadelen van economische groei noemen (niet in deze les besproken, wel in je lesboek)

Slide 10 - Slide

De BRICS: een groep landen met een snelgroeiende economie.
Brazilië is er een van. Hoe komt dat zo?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Brazilië was een Portugese kolonie
  • 16e eeuw Portugese kolonie. Arbeiders  nodig en de inheemse bevolking vond men te zwak-> Veel slaven uit Ghana (Elmina)-. Nu nog een mix van veel bevolkingsgroepen
  • Plantages
  • Portugese koning had veel land. Door vriendjespolitiek kregen mensen veel land   -> Grootgrondbezitters
  • Het koloniale verleden heeft veel sporen nagelaten. 
Landbouwonderneming waar op grote schaal één bepaald gewas wordt verbouwd (monocultuur).
Boer die veel grond in bezit heeft.

Slide 14 - Slide






Vestigingskolonie

Een vestigingskolonie is een gebied waar kolonisten zich permanent vestigen en een gebied opnieuw opbouwen.





Exploitatiekolonie

Een exploitatiekolonie is een leverancier voor grondstoffen. 
Soorten Koloniën

Er bestaan verschillende soorten koloniën: vestigingskoloniën en exploitatiekoloniën. 

In een exploitatiekolonie wordt door de kolonisten geen nieuwe samenleving opgebouwd, dit gebeurt wel in een vestigingskolonie.

Slide 15 - Slide

Driehoekshandel
De Portugezen en later ook de Nederlanders handelden in een driehoek met de verschillende continenten. 
Dit noem je driehoekshandel. 

In de volgende video zie je hoe dat ging. In de video daarna zie je een jongen op zoek naar zijn roots

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

Europa
Afrika
Amerika
Sleep de producten naar het juiste werelddeel binnen de driehoekshandel
Spiegeltjes
Sierraden
Geweren
Slaven
Suiker
Katoen
Koffie
Cacao

Slide 20 - Drag question

Rol van Brazilië in de wereldeconomie 
(sinds koloniale tijd)


  • Export suikerriet, koffie, rubber, goud en diamanten
Producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken.
Natuurlijke hulpbronnen

Slide 21 - Slide

Rol in de wereldeconomie
  • Jaren 80 crisis, rond 2000 weer groei
  • Vrijemarkteconomie
  • Buitenlandse producten weer goedkoper ->import
  • Braziliaanse fabrieken produceren voor binnenlandse productie en export
  • Globalisering
Economisch systeem waarin de ondernemers zelf bepalen wat ze maken of welke diensten ze aanbieden; kapitalistisch productiesysteem.
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie (kennis, cultuur)

Slide 22 - Slide

Rol in de wereldeconomie (1960-1980)
Militair bewind (leiding) zorgt ervoor dat buitenlandse producten duurder worden.
                                                  worden niet meer                                  maar zelf gemaakt. Dit noem je 
Goederen die direct kunnen worden gebruikt
Consumptiegoederen
Invoeren van goederen en diensten uit een ander land.
geïmporteerd
Producten die werden geïmporteerd, worden vervangen door zelf geproduceerde producten.
importsubstitutie

Slide 23 - Slide

Juist of onjuist?
Brazilië was een kolonie van Spanje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Welke mensen werkten als arbeiders op de plantages
A
Afrikanen
B
Chinezen
C
Indianen
D
Europeanen

Slide 25 - Quiz

Wat is geen natuurlijke hulpbron?
A
Goud
B
Suikerriet
C
Rubber
D
Kleding

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

De BRICS: een groep landen met een snelgroeiende economie.
Brazilië is er een van. Hoe komt dat zo?

Slide 28 - Slide

Neem deze aantekening over!

Slide 29 - Slide

Neem deze aantekening over

Slide 30 - Slide

Door het grootgrondbezit heeft Brazilie
A
een hoge urbanisatiegraad
B
een lage urbanisatiegraad

Slide 31 - Quiz

Importsubstitutie wil zeggen
A
dat een land producten gaat importeren
B
dat een land producten gaat exporteren
C
dat een land niet meer gaat importeren (maar zelf maken)
D
dat een land niet meer wil exporteren

Slide 32 - Quiz

Bij importsubstitutie
A
worden invoerheffingen ingesteld
B
wordt vrijhandel toegepast

Slide 33 - Quiz

Een nadeel van importsubstitutie is
A
producten zijn moeilijk verkrijgbaar
B
producten gaan vooral naar het buitenland
C
producten zijn duur en van slechte kwaliteit

Slide 34 - Quiz

Na importsubstitutie koos Brazilië voor
A
export gerichtheid
B
een import stop
C
een exportstop

Slide 35 - Quiz

Brazilië beschikt over
A
een dalende welvaart, een grote afzetmarkt en natuurlijke hulpbronnen
B
een vergrijsde bevolking, een stijgend geboortecijfer en een stijgende welvaart
C
een stijgende welvaart, een lage urbanisatiegraad en een laag geboortecijfer
D
een stijgende welvaart, een grote afzetmarkt en natuurlijke hulpbronnen

Slide 36 - Quiz

1

Slide 37 - Video

00:00
Globalisering
Hoe zat het ook alweer?
Kijk de video voor uitleg.

Slide 38 - Slide

6

Slide 39 - Video

00:00
Global Shift.
Global shift is het verschuiven van het economisch zwaartepunt in de wereld. 

Bekijk de video en neem de aantekeningen in de gele slides over

Slide 40 - Slide

00:45
Aantekening:
Centrumlanden: rijke, vaak westerse landen die ver ontwikkeld zijn. Voorheen waren dit vaak de kolonisten.

Semi-periferie: Landen die nog niet rijk zijn, maar die zich ontwikkelen. Voorheen vaak vestigingskolonies

Periferie: arme, achtergebleven landen. Voorheen vaak exploitatiekolonies

Slide 41 - Slide

01:13
Aantekening:
Globalisering:
afname van transportkosten, kleinere relatieve afstand -> meer transport mogelijk -> productie verplaatst naar lagelonenlanden.
Ontstaan van MNO's (multinationals) -> Kantoor blijft in rijke landen, fabrieken naar lagelonenlanden ->Kop-staartbedrijven

Slide 42 - Slide

03:03
Aantekening
BRICS landen:
Brazilië, Rusland, India, China, Zuid Afrika.
landen waarvan verwacht werd (en wordt) dat ze door hun omvang, bevolkingsaantal en voorraden zullen groeien tot economische grootmachten

Triade:
Handelsblok tussen Noord Amerika, Europa en Oost Azië

Slide 43 - Slide

03:50
Aantekening
Arme landen (perifere landen) leveren vaak grondstoffen aan de rijke landen.
Daardoor verdienen ze weinig. 
De eindproducten zijn veel meer waard. Arme landen kunnen vaak niet de eindproducten terug kopen waar ze de grondstoffen voor geleverd hebben.

Hierdoor zijn de arme landen die veel grondstoffen exporteren nog steeds voor een groot deel afhankelijk van de rijke landen. Dit noem je ook wel Neo-kolonialisme.

Slide 44 - Slide

04:16
Aantekening (ALLEEN VOOR 2vwo en 2 gym)
Exportvalorisatie:
Zorgen dat je exportproduct meer waard wordt door zelf al het product te bewerken tot een eindproduct of halffabrikaat. 

Zo ben je als armer land minder afhankelijk van prijsschommelingen en kan je meer kopen.
Halffabrikaten zijn producten die nog niet helemaal af zijn. Ze moeten nog bewerkt worden. 

Slide 45 - Slide