Adverbs of frequency

Bijwoorden van frequentie en onbepaalde tijd.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bijwoorden van frequentie en onbepaalde tijd.

Slide 1 - Slide

Hoe zit het ook weer?
Woordvolgorde:
       onderwerp - gezegde - meewerkend voorwerp - lijdend voorwerp.

Oefeningen: ook woorden zoals 'altijd', 'nooit' en 'vaak'. 
Dit zijn bijwoorden van frequentie
Zij zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt.

Slide 2 - Slide

Also:

Maar ook : woorden zoals 'nog steeds', 'eindelijk' en 'onmiddelijk'.
Dit zijn bijwoorden van onbepaalde tijd.
Zij zeggen iets over wanneer iets gebeurd.

Slide 3 - Slide

Wat zijn bijwoorden van frequentie?
Het bijwoord van frequentie zegt iets over hoe vaak iets gebeurd.

Bijvoorbeeld: Ik heb gewoonlijk op vrijdag tennisles.
Example: I usually have tennis lessons on fridays.

Bijvoorbeeld: Ga je vaak uit?
Example: Do you often go out?


Slide 4 - Slide

Wat zijn bijwoorden van onbepaalde tijd?
Het bijwoord van onbepaalde tijd zegt iets over wanneer iets gebeurd.

Bijvoorbeeld: Ik heb net de wedstrijd gewonnen.
Example: I have just won the match.

Bijvoorbeeld: Ga je binnenkort uit?
Example: Will you soon go out??


Slide 5 - Slide

Hoe werkt het? - How does it work?
Adverbs of frequency - Bijwoorden van frequentie
1. Komt direct voor het werkwoord, als er één werkwoord is.
Example: We always go to meetings. - We gaan altijd naar vergaderingen.

2. Komt direct na het eerste werkwoord als er meer dan één werkwoord is.
Example: I would never have done this. - Ik zou dit nooit gedaan hebben.

Slide 6 - Slide

We (a ) go (b) to meetings (c). Never


You (a) are (b) walking (c) so fast! Always

Slide 7 - Slide

Hoe werkt het? - How does it work?
Adverbs of frequency - Bijwoorden van frequentie
3. Komt na een vorm van 'to be'.
Example: He is often abroad. - Hij is vaak in het buitenland. 

4. Komt na het onderwerp in vragende zinnen.
Example: Do you often go out? - Ga je vaak uit?

Slide 8 - Slide

We (a) are (b) very busy (c) on Tuesdays. Usually


Does (a) she (b) use (c) her phone (d) while driving? Generally

Slide 9 - Slide

Meer voorbeelden - More examples
Wij krijgen nooit klachten. - We never get complaints.

Ik reis zelden met de trein. - I rarely travel by train. 

Praat jij altijd zo veel? - Do you always talk so much?

Slide 10 - Slide

Meer voorbeelden - More examples
Ik had eindelijk mijn verslag af gekregen. - I finally managed to finish my report. 

Ik werk gewoonlijk op zaterdag - I normally work on Saturdays.

Slide 11 - Slide

Waar moet het bijwoord staan?
They (A) left (B) after (C) the party (D).

immediately
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quiz

Waar moet het bijwoord staan?
I (D) get up (C) at (B) 6:00 am (A).

Usually
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quiz

Waar moet het bijwoord staan?
Do (B) you (D) get foreign (C) visitors (A) ?

often
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quiz

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

school - do - homework - always - my - I - after

Slide 15 - Open question

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

have - dinner - sometimes - pizza - for - we

Slide 16 - Open question

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

TV - always - English - they - watch - in

Slide 17 - Open question

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

cleaned - usually - is - the office - day - every

Slide 18 - Open question

Zet in de juiste volgorde - Put in the correct order.

stayed - we - at this resort - regularly

Slide 19 - Open question

It's your turn.
Make a sentence witth the following adverbs:                                  Once in a while
Occasionally     
Lately
Still
Yet

Slide 20 - Slide

It's your turn.
Make a sentence with the following adverbs:
Always                        Finally                      
Never                           Rarely                         
Normally                    Sometimes            
Usually                        Often                        
Regularly                    Weekly                    

Slide 21 - Slide

Evaluation: 
Bijwoorden van frequentie en onbepaalde tijd:
1. Komt direct voor het werkwoord, als er één werkwoord is.

2.  Komt direct na het eerste werkwoord als er meer dan één werkwoord is.

3. Komt na een vorm van 'to be'.

4. Komt na het onderwerp in vragende zinnen.

Slide 22 - Slide