mobiliteit en valgevaar

Valrisico bij de kwetsbare oudere komt door:
A
incontinentie
B
slecht zien
C
verminderde mobiliteit
D
alle antwoord zijn goed
1 / 46
next
Slide 1: Quiz
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Valrisico bij de kwetsbare oudere komt door:
A
incontinentie
B
slecht zien
C
verminderde mobiliteit
D
alle antwoord zijn goed

Slide 1 - Quiz

Mobiliteit

Slide 2 - Mind map

Ongeveer 40% van de werknemers in de gezondheidszorg last heeft van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Onder andere de volgende factoren kunnen de kans op rugpijn vergroten:
veel tillen in combinatie met draaiende bewegingen (met name als u dit doet met gestrekte benen/knieën)
lang in één houding zitten of staan
repeterend werk doen (bijvoorbeeld veel met een muis achter de computer of in een fabriek werken)
plotselinge, hevige inspanningen
blootstelling aan veel trillingen (bijvoorbeeld door trillende voertuigen of machines)
overgewicht
stress
roken

Slide 4 - Slide

Indeling in mobiliteitsklassen
Om beter aan te sluiten bij de praktijk is er een indeling gemaakt van zorgvragers in vijf mobiliteitsklassen. De mobiliteit van een zorgvrager heeft invloed op de keuze van het hulpmiddel of de transfertechniek en dus ook op de fysieke belasting. Hoe minder de zorgvrager zelf kan, des te meer begeleiding er nodig is.

Slide 5 - Slide

De basisindeling van de mobiliteitsklassen gaat van A tot en met E. Voor elke categorie staat aangegeven:

de mate van mobiliteit en zelfstandigheid van de zorgvrager
het risico van fysieke overbelasting voor de zorgverlener
of een zorgvrager een fysieke bijdrage kan leveren
of het stimuleren van mobiliteit van belang is



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Transferprotocol
Een transferprotocol ‘vertaalt’ de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting naar de specifieke situatie van de zorgvrager. Door gebruik te maken van een transferprotocol zijn ook zorginhoudelijke afspraken op het gebied van mobiliteit en zelfredzaamheid van de zorgvrager helder voor iedereen.

Slide 8 - Slide

Transferprotocol
stimuleert de mobiliteit van de zorgvrager en het kennisniveau in het team. Het transferprotocol is een onderdeel van het zorgdossier .

geeft per zorgvrager precies aan hoe de transfers moeten verlopen
moet regelmatig worden besproken en zo nodig herzien


Slide 9 - Slide

Andere kenmerken van een transferprotocol
invulling van de Praktijkrichtlijnen (VVT)
balans tussen kwaliteit van arbeid en kwaliteit van zorg
toepassing arbo in elk zorgproces
duidelijkheid en eenduidigheid in handelen rondom de zorgvrager
de zorgvrager heeft meer gelegenheid om mee te werken
de zorgvrager wordt steeds op dezelfde vertrouwde wijze begeleid
helpt vallen en ongelukken voorkomen
de zorgverlener staat verplicht stil bij elke (potentieel) fysiek zware handeling
transferproblemen worden een teamprobleem
invallers weten direct wat de bedoeling is als ze bij een zorgvrager zorg komen verlenen
bewustwording van risico’s wordt gestimuleerd en kennis in de organisatie wordt opgebouwd










Slide 10 - Slide

Voorwaarden transferprotocol
beschikbaar zijn van voldoende hulpmiddelen

goede (en haalbare) afspraken maken
bij voorkeur begeleiding door een ergotherapeut of ergocoach (ondersteunt en begeleidt zorgverleners bij het voorkomen en verminderen van fysieke belasting)
afstemmen van het protocol op de specifieke situatie
simpele uitleg van het protocol, zodat het voor iedereen duidelijk is
opnemen van het protocol in het zorgdossier of de zorgmap
betrekken van de zorgvrager en zo nodig bijsturen





Slide 11 - Slide

Hulpmiddelen bij tillen en verplaatsen

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

Taken van de verzorgende
Mobiliteitsproblemen kunnen veel andere zelfzorgtekorten met zich meebrengen, zoals zichzelf niet kunnen verzorgen. Ook deze tekorten moet je in kaart brengen. Hieronder staan de zelfzorgtekorten die direct met de mobiliteit van de zorgvrager te maken hebben. Daar stem je jouw activiteiten op af.

Slide 14 - Slide

Andere disciplines

huisarts, revalidatiearts, 
orthopedisch chirurg die operatie en behandeling inzetten om mobiliteit te verbeteren
fysiotherapeut, ergotherapeut, mensendiecktherapeut, 
cesartherapeut die helpen bij adviezen van juiste hulpmiddelen, deze aanleren en therapie geven in verband met mobiliteit of lichaamshouding
orthopedisch instrumentmaker die hulpmiddelen maakt om de lichaamshouding te corrigeren en te verbeteren, zoals speciale korsetten, speciale kussens in (rol)stoel, aangepaste schoenen



Slide 15 - Slide

Bewegen voorkomt allerlei complicaties. Bewegen is goed voor de conditie en geeft meer energie.
 Het is dus belangrijk de zorgvrager tot beweging te stimuleren door:

met hem te bespreken wat hij prettige activiteiten vindt, zoals wandelen of sporten
samen te beoordelen welk deel van de dag geschikt voor hem is om te bewegen
samen te beoordelen welke bewegingsactiviteiten geschikt voor hem zijn vanuit zijn interesse, leeftijd en mogelijkheden
afspraken met hem te maken over zijn bewegingsactiviteiten, eventueel onder begeleiding
hem te prijzen en te motiveren als hij bewegingsactiviteiten onderneemt




Slide 16 - Slide

Omgaan met angst
Hoe ga je om met zorgvragers die bang zijn om te bewegen?
Ga na waardoor ze bang zijn: angst om te vallen, niet weten wat ze wel en niet mogen doen, angst om opnieuw een hartinfarct te krijgen?
Laat eventueel de arts vertellen wat wel mogelijk is en stem jouw voorlichting daarop af.
Controleer de veiligheid in de instelling en in huis om valpartijen te voorkomen. Draagt de zorgvrager een alarm? Gebruikt de zorgvrager goed schoeisel? Liggen er geen losse kleedjes? Is er voldoende bewegingsruimte?
Stimuleer vervolgens de zorgvrager met opstaan, bewegen en lopen door hem eerst te ondersteunen en dan (eventueel met hulpmiddelen) zelfstandig te laten lopen.




Slide 17 - Slide

manieren om passief te bewegen zijn:
masseren
wisselligging toepassen
lichaamsdelen strekken en buigen tijdens verzorging
oefeningen op bed of in rolstoel onder begeleiding van de fysiotherapeut

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Langdurig zitten vergroot de kans op contracturen.
A
waar
B
`niet waar

Slide 20 - Quiz

zitmiddelen
Dynamische zitmiddelen: de vorm van het zitelement past zich aan de vorm van de zorgvrager aan. Dit leidt tot een betere drukverdeling en maakt het zitmiddel geschikt voor de zorgvrager die niet gemakkelijk kan gaan verzitten.
Statische zitmiddelen: een statisch zitmiddel past zich niet aan de vorm van de zorgvrager aan. Daardoor prikkelt het de zorgvrager tot activiteit. Dit is alleen geschikt voor de zorgvrager die in staat is te verzitten.

Slide 21 - Slide

rolstoelen
Een duw-wandelwagen wordt geadviseerd voor iemand die niet zelf kan rijden of voor iemand die tijdelijk verplaatst moet worden. Een ander duwt deze rolstoel.

Een handbewogen rolstoel kan door de zorgvrager zelf handmatig worden voortbewogen. Hij krijgt hier een training voor.
Een elektrische rolstoel wordt voortbewogen door motoren die stroom krijgen via accu’s. De zorgvrager moet in staat zijn om zonder gevaar de rolstoel te bedienen.

Slide 22 - Slide

aandachtspunten bij een zorgvrager in een rolstoel

Slide 23 - Mind map

Zorgen voor optimale ligging in bed
A
goed matras
B
gelijkmatig verdelen over matras
C
onderlaken moet strak opgemaakt zijn
D
drukkrachten

Slide 24 - Quiz

Semi houding van Fowler
De semi-Fowler houding is een houding waarbij er weinig druk- en schuifkrachten op het lichaam ontstaan, mits deze op de juiste manier wordt toegepast

Slide 25 - Slide

semi houding van fowler

Slide 26 - Slide

andere houdingen
Houding van fowler
halfzittende houding
rugligging
trendelenburg
antitrendelenburg
buik en zijligging

Slide 27 - Slide

Transfers in bed
De zorgvrager heeft meer hulp nodig bij het uitvoeren van de transfer
De zorgvrager kan zichzelf moeilijk verplaatsen in bed. De zorgverleners gebruiken een rol- of glijhulpmiddel en een elektrisch hoog-laagbed.
De zorgvrager is volledig passief
De zorgvrager kan zichzelf amper tot niet verplaatsen in bed. De zorgverleners gebruiken een elektrisch hoog-laagbed en glijmateriaal. Eventueel gebruiken zij een draaibed bij het geven van wisselligging.

Slide 28 - Slide

welke hulpmiddelen zijn er voor transfers in bed?

Slide 29 - Open question

bedrustgevaren

Slide 30 - Mind map

Valgevaar
bijna 8% van de zorgvragers de laatste 30 dagen gevallen was
bijna één op de vier vallers vaker dan één keer valt
bijna de helft van de valincidenten (44%) gepaard gaat met letsels

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

wie?
 zorgvragers met dementie, hart- en vaatziekte, ziekte van het botspierstelsel en bindweefsel, ziekte van het bewegingsstelsel, diabetes, ziekte van de ademhaling en ziekte van oor en oog.

Slide 33 - Slide

persoonsgebonden oorzaken vallen
angst voor 

verminderd reactievermogen
verminderd evenwicht
duizeligheid door medicatie, ziekte of orthostatische hypotensie
verminderde spierkracht en brozer skelet
beperkte lichamelijke mogelijkheden, verminderde lenigheid
verminderd zicht en gehoor
specifieke ziekten en aandoeningen (zoals artrose)
problemen met lopen
cognitieve en psychische achteruitgang
geneesmiddelengebruik











Slide 34 - Slide

welke zorgvragers hebben een verhoogde kans om te vallen?

Slide 35 - Open question

Omgevingsgebonden factoren
Omgevingsgebonden factoren zijn:
de omgeving: onvoldoende (straat)verlichting, ongelijke bestrating, hoge drempels, losse kleedjes en voorwerpen
hulpmiddelen: slecht onderhouden rollator, boodschappentas zonder wielen, slechte huishoudtrap, schoenen met gladde zolen


Slide 36 - Slide

gevolgen van vallen

Slide 37 - Mind map

valrisico verkleinen
verbeteren van zicht en gehoor
aanpassingen in geneesmiddelengebruik
veiligheid in en om de woonomgeving
lichaamsbeweging
valtraining

Slide 38 - Slide

Verstoringen in het activiteitenpatroon brengen gezondheidsrisico’s met zich mee.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Katatonie
Katatonie is het helemaal niet of doelloos overmatig bewegen.
Kenmerken van katatonie
motorische verschijnselen:
- onbeweeglijkheid: afgenomen reactie op de omgeving tot soms een complete toestand van geen besef (katatone stupor)
- het in een houding blijven staan, zitten of liggen, weerstand bieden tegen bewegen (katatone starheid)
terugtrekgedrag: actief verzet tegen instructies of pogingen om de persoon weer tot beweging te stimuleren (negativisme)
opwinding: impulsiviteit, ongerichte agressie
bizar, zich herhalend gedrag: aannemen van ongepaste of bizarre houdingen (katatone houdingen)

Slide 40 - Slide

bedrustgevaren
Een trombosebeen kan riskant zijn omdat het vaak de oorzaak is van een longembolie. Een longembolie is gevaarlijk; mensen kunnen eraan overlijden.
urineretentie
obstipatie
contracturen
decubitus
pneumonie
 

Slide 41 - Slide

verschijnselen longembolie

Duizeligheid, misselijkheid of collaps (buiten bewustzijn raken, neervallen).
Verhoogde hartslag, soms onregelmatig.
De zorgvrager ziet bleek of cyanotisch en voelt klamkoud aan, terwijl hij erg transpireert.
In een zeldzaam extreem geval kan een grote longembolie ervoor zorgen dat het hart stopt met pompen als gevolg van de bloedprop omdat er nauwelijks meer bloed vanuit de longen het hart bereikt. De zorgvrager kan plotseling sterven.

Slide 42 - Slide

verschijnselen pneumonie
temperatuurverhoging

hoesten, vaak met ophoesten van geelgroen sputum
pijn bij het ademhalen
De temperatuur loopt snel op en de zorgvrager heeft koude rillingen.

De zorgvrager kan erg benauwd worden en een blauwe verkleuring van de huid en slijmvliezen vertonen (cyanotisch worden).
Door de koorts en de benauwdheid kan de zorgvrager verward zijn.



Slide 43 - Slide

aspiratiepneumonie
Door verslikken kan een verslikpneumonie ontstaan, ook wel aspiratiepneumonie genoemd. Veel zorgvragers vinden het moeilijk om liggend of halfzittend te eten en te drinken. De kans op verslikken neemt toe als de zorgvrager niet goed bij bewustzijn is of als hij door zijn ziekte of ouderdom slikstoornissen heeft.


Slide 44 - Slide

maatregelen bij aspiratiepneumonie

Slide 45 - Open question

Hypostatische pneumonie
Longontsteking door onvoldoende doorademen noemt men een hypostatische pneumonie of longontsteking. Een ander woord voor hypostase is bloedovervulling door te trage loop van het bloed.
Dit zegt dus iets over de oorzaak van de longontsteking. Tijdens rust is de ademhaling altijd oppervlakkiger. De onderste delen van de longen worden dan niet geventileerd (‘gelucht’). Doordat in die longdelen de lucht niet wordt ververst, krijgen micro-organismen de kans om uit te groeien en een longontsteking te veroorzaken. Hypostatische pneumonie komt vooral veel voor bij bedlegerige ouderen en bij mensen die een verse buikoperatiewond hebben. De buikwond doet pijn bij diep doorademen.

Slide 46 - Slide