L'adjectif unité 5

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

• Voca

Dans ce cours...

• Les adjectifs
• Les couleurs

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?
Denk aan de kleuren!

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)

In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	-	+e
meervoud	+s	+es

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.

Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.

Il est français / Ils sont français.

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het mannelijk meervoud is?

1. e
2. s

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk enkelvoud is?

1. e
2. s

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud gewoon een extra -s bij.
Il est néerlandais > Ils sont néerlandaiss.

1. 
2. 

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen niet nog een -e bij.
Le vélo est rouge > La voiture est rouge.

1. 
2. 

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ....... het zelfstandig naamwoord.

1. voor
2. achter

Alleen de bijvoeglijke naamwoorden grand en petit komen voor het zelfstandig naamwoord.

1. 
2. 

La maison est ...

1. petit
2. petite

Lucas et Jean sont ...

1. sportif
2. sportifs

Le jardin est ...

1. grand
2. grande

Elles sont ...

1. français
2. françaises

Ma soeur est ...

1. content
2. contente
3. contents
4. contentes

Les garçons sont ...

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Elle est ...

1. drôle
2. drôlee
3. drôles

Elles sont …

1. drôle
2. drôlees
3. drôles

bleu

rouge

violet

jaune

vert

noir

Le vélo est ...

Les chats sont ...

La voiture est ...

La maison est ...

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.

De rode fiets = Le vélo rouge.

Alleen grand en petit komen ervoor.

De kleine tuin = Le petit jardin.

Als het werkwoord être (zijn) ertussen staat, is de zinsvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.

Vertaal: Het huis is groot.

Vertaal: Mijn ouders zijn blij.

Vertaal: Ik heb een rood bed.