Spelling 3 april 2020

1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

5. Eer-oor-eur woord: eer-woord, ik schrijf ee; oor-woord, ik schrijf oo; eur-woord, ik schrijf eu; eel-woord, ik schrijf ee.
6. Aai-ooi-oei woord: Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
7. Eeuw-ieuw woord: Ik denk aan de u.
8. Langermaakwoord: Ik hoor een t aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. Langermaakwoord (2): Eind-b rijtje, dus langer maken. Ik hoor dat ik een b moet schrijven.

Slide 2 - Slide

Je gaat weer een aantal vragen maken over deze 4 categorieën

Slide 3 - Slide

Ik knuffel graag met mijn knuffel..........
A
bir
B
beer
C
bier
D
boer

Slide 4 - Quiz

Het gras is lang. Ik ga het..................
A
maaien
B
moeien
C
meten
D
maajen

Slide 5 - Quiz

In de winter valt de ..............uit de lucht
A
spreeuw
B
snel
C
stoel
D
sneeuw

Slide 6 - Quiz

Het kind geeft mij een .............
A
hand
B
hant
C
tand
D
klant

Slide 7 - Quiz

Bedenk 3 woorden die eindigen op d

Slide 8 - Open question

Bedenk 3 woorden die eindigen op eer

Slide 9 - Open question

Bedenk 3 woorden met aai

Slide 10 - Open question

Bedenk 3 woorden die eindigen op een t

Slide 11 - Open question

Goed gewerkt!

Slide 12 - Slide