What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
2HV - Herhaling H4 Industriële Revolutie
2HV - Herhaling
H4 Industriële Revolutie
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
2HV - Herhaling
H4 Industriële Revolutie
Slide 1 - Slide
Huisnijverheid is...
A
Grote fabrieken die snel dingen konden produceren
B
Lekker thuis op de bank kunnen zitten
C
Een baan als bijvoorbeeld bakker
D
het thuis produceren van goederen met de hand of gereedschap
Slide 2 - Quiz
Wat is geen kenmerk van huisnijverheid?
A
Mensen deden dit werk thuis
B
Vooral boeren deden dit werk
C
Mensen maakten gebruik van machines
D
Er werd op grote schaal geproduceerd
Slide 3 - Quiz
Waar kwamen de eerste fabrieken vooral voor?
A
Midden in steden
B
Langs rivieren
C
Bij steenkoolmijnen
D
Aan de rand van steden
Slide 4 - Quiz
Wanneer werd de stoommachine geschikt gemaakt voor industrie?
A
Rond 1700
B
Rond 1750
C
Rond 1790
D
Rond 1800
Slide 5 - Quiz
Wat werd door Groot-Brittannië vooral uit de koloniën gehaald?
A
Grondstoffen
B
Energiebronnen
C
Arbeidskrachten
D
Nieuwe uitvindingen
Slide 6 - Quiz
1.Nederland was vanaf 1815 een ______________ .
2.In 1815 benoemde ______________ de ministers en de leden van de Eerste Kamer.
3. Koning Willem I had in 1815 ______________ macht over het bestuur.
republiek
monarchie
Veel
Weinig
de koning
het volk
Slide 7 - Drag question
Wat is geen kenmerk van massaproductie?
A
Gebruik van machines
B
Grote hoeveelheden tegelijk produceren
C
Goede werkomstandigheden
D
Goedkope productie
Slide 8 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van de betere infrastructuur?
A
De stoomtrein
B
De stoomboot
C
De trekschuit
D
Kanalen
Slide 9 - Quiz
Van wanneer tot wanneer loopt de moderne tijd?
A
1500 - 1800
B
1700 - 1800
C
1800 - heden
D
1900 - heden
Slide 10 - Quiz
Oorzaak industrialisatie
Gevolg industrialisatie
De landbouw kon efficiënter produceren
Uitvinders probeerden betere machines te ontwikkelen.
De vraag naar kleding steeg.
Slide 11 - Drag question
De Industriële Revolutie begint in Nederland zo rond?
A
1760
B
1800
C
1860
D
1900
Slide 12 - Quiz
Onmisbaar bij industrialisatie
Industrialisatie is
Oorzaak van industrialisatie
Gevolg van industrialisatie
Plaats de juiste vakjes bij elkaar; gebruik ieder vakje 1 maal
machinale productie in fabrieken
minder huisnijverheid
goede infrastructuur
bevolkings-groei
Slide 13 - Drag question
Hieronder staan vier oorzaken van de industrialisatie en hun gevolgen.
Koppel elke oorzaak aan het juiste gevolg.
Fabriekseigenaren konden de lonen laag houden omdat er toch genoeg arbeiders zijn.
Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe omdat niet iedereen meer boer hoeft te zijn.
Uitvinders probeerden betere machines te ontwikkelen om sneller textiel te maken.
De landbouw kon efficiënter produceren.
De vraag naar kleding steeg.
Het aantal arbeidskrachten voor fabrieken nam toe.
Slide 14 - Drag question
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Urbanisatie die vergroot wordt door een tekort aan landarbeid
D
Het uitvinden van technieken die de nijverheid moeten versnellen
Slide 15 - Quiz
Sleep de groepen naar de juiste laag in de standen- of klassenmaatschappij.
Standenmaats
chappij
Klassenmaatschappij
Adel
Rijke ondernemers
Kantoorpersoneel, winkeliers, docenten
Derde stand
Geestelijkheid
Arbeiders
Slide 16 - Drag question
Tweede Kamer & Eerste Kamer vormen samen...
A
de regering
B
het parlement
C
het kabinet
D
de volksvertegenwoordiging
Slide 17 - Quiz
Bij welk historisch begrip past deze poster het best?
A
industriële revolutie
B
abolitionisme
C
socialisme
D
wederopbouw
Slide 18 - Quiz
Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
Willem I...
A
benoemde & ontsloeg ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de financiën
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 19 - Quiz
Wat past niet bij liberalen?
A
Vrijheid
B
Regels voor werktijden en lonen
C
Inspraak in het bestuur
D
Denkbeelden Franse Revolutie
Slide 20 - Quiz
In welk jaar werd Willem II koning van Nederland?
A
1839
B
1840
C
1844
D
1848
Slide 21 - Quiz
Nederland is na 1848 een echte democratie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Wat past niet bij het bestuur van Nederland tussen 1815 en 1848?
A
besturen werd de taak van ministers en de minister was verantwoordelijk
B
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
C
de koning benoemde en ontsloeg ministers
D
de koning benoemde de leden van de Eerste Kamer
Slide 23 - Quiz
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Industriële revolutie
D
Sociale kwestie
Slide 24 - Quiz
Wat past niet bij het bestuur van Nederland tussen 1815 en 1848?
A
parlement hield toezicht op de besluiten van de regering
B
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
C
de macht van de koning werd beperkt door de grondwet
D
de koning benoemde de leden van de Tweede Kamer
Slide 25 - Quiz
Wat past niet bij het bestuur van Nederland na 1848?
A
besturen werd de taak van ministers en de minister was verantwoordelijk
B
De leden van de Tweede Kamer werden gekozen door rijke burgers
C
het parlement (Eerste en Tweede Kamer) controleerde de ministers
D
de koning benoemde de leden van de Eerste Kamer
Slide 26 - Quiz
Wat past niet bij het bestuur van Nederland na 1848?
A
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
B
Plannen voor nieuwe wetten moesten door het parlement goedgekeurd worden.
C
Nederland was een constitutionele monarchie
D
Nederland was een parlementaire democratie
Slide 27 - Quiz
Welk is geen voorbeeld van slechte woonomstandigheden van de arbeiders?
A
Rook uit de schoorstenen
B
Kleine woningen
C
De stoommachines waren erg luid.
D
Geen riolering
Slide 28 - Quiz
Deze opdracht gaat over liberalisme in de 19e eeuw.
Op het plaatje zie je liberaal Thorbecke.
Kies het juiste antwoord.
A
Het liberalisme streefde naar meer vrijheid en invloed voor de koning.
B
Het liberalisme was geen politiek-maatschappelijke stroming.
C
Liberalen vonden dat burgers het parlement moesten kiezen.
D
Liberalen wilden dat het parlement niet te veel macht zou krijgen.
Slide 29 - Quiz
Het Kinderwetje van Houten gaat over?
A
Leerplicht
B
Toeslagen voor ouder met kinderen
C
Verbod op kinderarbeid onder 12 jaar
D
Dat je maar 2 kinderen mocht krijgen
Slide 30 - Quiz
Toets toetsweek
H4 P1 t/m P4
Aan de slag: checklist overnemen
+ overzicht leerdoelen/hoe ga je gs leren?
Slide 31 - Slide
Checklist
Oorzaken + gevolgen Industriële Revolutie
1850 begin I-R in NL
Verschil woon-/werkomstandigheden arbeiders en ondernemersklasse
Verschil bestuur NL 1815 en 1848
Liberalisme, socialisme, sociaaldemocratie
Sociale wetten
Slide 32 - Slide
More lessons like this
M&M B2 - H2 - 2.1 Naar een ander soort leven
January 2025
- Lesson with
32 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
2V - Herhaling H4 Industriële Revolutie
3 days ago
- Lesson with
35 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2HV - Herhaling H4 Industriële Revolutie
May 2025
- Lesson with
32 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Quiz 2.1
November 2022
- Lesson with
23 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Industriële Revolutie
May 2023
- Lesson with
37 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2.1: naar een ander soort leven
November 2022
- Lesson with
27 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
MEMO SO 4.1 t/m 4.3
April 2024
- Lesson with
29 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2.1 Naar een ander soort leven
October 2023
- Lesson with
21 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2