VRL Week 6 Klanten ONLINE


Klanten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Klanten

Slide 1 - Slide

lesdoelen
  • Je weet wat klanten zijn en hoe je ze als assistent verkoper kan helpen
  • Je kan de 4 fasen van het verkoopgesprek benoemen
  • Je kan de 4 fasen van het verkoopgesprek toepassen

Slide 2 - Slide

Wat zijn klanten?
  • Klanten zijn mensen die iets van jou willen.
-> advies, service, hulp, informatie of een product.

  • Het is jouw werk als assistent verkoper dat deze mensen goed geholpen worden.

  • klanten noem je ook wel: gasten of bezoekers


Slide 3 - Slide

Je werkt in een winkel, je ontvangt:
A
Gasten
B
Klanten
C
Bezoekers

Slide 4 - Quiz

Je werkt op een evenement bij de entree waar je folders uitdeelt
A
Gasten
B
Klanten
C
Bezoekers

Slide 5 - Quiz

Je werkt in de schoonmaak bij een school. De leerlingen en docenten op school zijn:
A
Gasten
B
Bezoekers
C
Klanten

Slide 6 - Quiz

Je werkt in een restaurant, je ontvangt:
A
Gasten
B
Klanten
C
Bezoekers

Slide 7 - Quiz

Servicegericht handelen
Servicegericht of klantgericht handelen is alles wat je doet om aan de wensen en behoeften van klanten te voldoen. 

Slide 8 - Slide

Servicegericht handelen
Geef een voorbeeld

Slide 9 - Mind map

Servicegericht werken
  • Je bent vriendelijk en beleefd:
        Je begroet de klant, je zegt "u" tegen de klant, en meneer/mevrouw.
  • Je hebt respect voor de klant:
        Je blijft vriendelijk en beleefd, ook al is de klant anders dan jij.
  • Geef de klant je aandacht:
        Je kijkt de klant aan, en je luistert naar wat hij/zij zegt.
  • Observeer de klant
       Kijk goed naar je klant en bedenk wat hij/zij nodig heeft.
  • Geef niet je mening als daar niet om gevraagd wordt.
        Je luistert goed naar de klant om erachter te komen wat hij/zij wilt. Dat is beter dan je eigen          mening meteen te geven

Slide 10 - Slide

Product
Een product is een voorwerp, iets wat je vast kunt pakken.

Voorbeeld: kleding of planten

Dienst
Een dienst of service is een handeling, iets wat je niet vast kunt pakken.

Voorbeeld: een taxirit.

Slide 11 - Slide

Een behandeling bij de kapper
A
Product
B
Dienst

Slide 12 - Quiz

Je krijgt advies bij het kopen van een stofzuiger
A
Product
B
Dienst

Slide 13 - Quiz

Een telefoon kopen
A
Product
B
Dienst

Slide 14 - Quiz

Afsluiten van een telefoonabonnement
A
Product
B
Dienst

Slide 15 - Quiz

Het verkoopgesprek
Vorige week hebben we het gehad over het verkoopgesprek in de winkel.
Het verkoopgesprek bestaat uit 4 fasen. De fasen worden hierna nog een keer genoemd.

Beantwoord daarna alle vragen

Slide 16 - Slide

Het verkoop gesprek
1. Ontvangen en begroeten van de klant
2. Behoefte analyse (waar is de klant naar op       
        zoek)
3. Voorstelfase (is dit niet iets voor u?)
4. Afsluitfase (afrekenen en bijverkoop)

Slide 17 - Slide

Moet je altijd een klant begroeten? Waarom wel of niet...

Slide 18 - Open question

Waarom is het belangrijk dat je een klant begroet in de winkel?

Slide 19 - Open question

Geef een voorbeeld van een manier van begroeten

Slide 20 - Open question

Waarom begroet je een oudere klant anders dan een jongere klant?

Slide 21 - Open question

Waarom is het belangrijk dat je een klant aanspreekt?

Slide 22 - Open question

Geef een voorbeeld hoe je een klant aanspreekt

Slide 23 - Open question

In de voorstelfase laat je producten zien waarvan jij denkt dat de klant dat wilt kopen. Waarom is dit belangrijk?

Slide 24 - Open question

In de afsluitfase probeer je de klant nog iets extra te verkopen, hoe heet dit?
A
Bijverkoop
B
Extra verkoop

Slide 25 - Quiz

Waarom is bijverkoop zo belangrijk?

Slide 26 - Open question

Welke fase zit NIET in het verkoopgesprek
A
analysefase
B
bijverkoop
C
ontvangen
D
terug brengen van artikelen

Slide 27 - Quiz

Wat zou je graag nog willen oefenen bij Verkoop en Retail?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

wat heb je geleerd deze les. Noem minimaal 1 ding

Slide 30 - Open question

Wat ga je de volgende keer anders doen?

Slide 31 - Open question