ONO Blok 1 Lezen les 1.8 & 1.9

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 

Slide 1 - Slide

Voorlezen
- Waar speelt het verhaal zich af?

- In welke tijd speelt het verhaal zich af?

Slide 2 - Slide

Terugblik
1. Huiswerk bespreken 
2. Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Slide

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde:

tussenuur - blokuur - opstel - blozen - mentor - excursie

Slide 4 - Open question

Wat is de stam van verhuizen?

Slide 5 - Open question

Wat is in deze zin een werkwoord?

Volgende week ga ik met mijn klasgenoten op kamp.

Slide 6 - Open question

Welke woorden zijn werkwoorden?
zitten - kunnen - fietsje - blokuur - mogen
A
zitten, kunnen, fietsje
B
kunnen, blokuur, mogen
C
zitten, blokuur, mogen
D
zitten, kunnen, mogen

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen:
  • Ik  kan een tekstdoel voorspellen.
  • Ik kan aangeven wat het tekstdoel van de tekst is.
  • Ik kan verschillende tekstvormen herkennen.
  • Ik kan aangeven voor welk publiek een tekst geschreven is.
  • Ik kan achter de betekenis van moeilijke woorden komen.

Slide 8 - Slide

Instructie 1: Leesdoelen en tekstdoelen
Leesdoel: de bedoeling van de lezer.
Tekstdoel: de bedoeling van de schrijver met zijn tekst.

Verkennend lezen: 
  • Lees de titel en bekijk de plaatjes die bij de tekst horen.
  • Nu kun je al bedenken wat het onderwerp van de tekst zou kunnen zijn.

Slide 9 - Slide

Instructie 2: tekstsoorten en tekstvormen

Slide 10 - Slide

Instructie 3: Publiek
Een schrijver schrijft een tekst met een doel. Hij wil dat de lezer iets doet met zijn tekst, of dat hij erover nadenkt. De lezers zijn het publiek van de schrijver.
Er zijn verschillende soorten publiek: 
  1. Een breed publiek, bijvoorbeeld alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Denk aan teksten in kranten of tijdschriften over een algemeen onderwerp. De lezer weet nog niets of niet veel over het onderwerp. 
  • Een kleiner publiek dat een bepaald onderwerp interessant vindt, bijvoorbeeld muziekliefhebbers, brugklasleerlingen, autoliefhebbers, meisjes of jongens van 13 jaar. Bij het schrijven van deze teksten gaat de schrijver er vaak van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
  • Een persoon of een kleine groep personen, bijvoorbeeld een directeur van een bedrijf, een vriend(in) of een mentor.
  • Slide 11 - Slide

    Bij het tekstdoel 'informeren' wil de schrijver:
    A
    de lezer aansporen iets te gaan doen
    B
    de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
    C
    iets nieuws vertellen

    Slide 12 - Quiz

    Een reclamefolder is een voorbeeld van:
    A
    een informerende tekst
    B
    aansporende tekst
    C
    amuserende tekst

    Slide 13 - Quiz

    Een schrijver die een artikel schrijft over violen in een tijdschrift voor muziekliefhebbers, schrijft voor een:
    A
    breed publiek
    B
    kleiner publiek
    C
    persoon of kleine groep personen

    Slide 14 - Quiz

    Zelfstandige verwerking
    • Brons: blz. 41, opdr. 44, 46, 47, 48, 50, 51
    • Zilver: blz. 41, opdr. 44, 46, 47, 48, 50, 51
    • Goud: blz. 41, opdr. 44, 46, 47, 48, 50, 51

    Klaar? 
    • Streep de opdrachten af op je takenkaart.
    • Pak je leesboek uit de kast en ga rustig lezen. 
    timer
    1:00

    Slide 15 - Slide

    Evaluatie

    Gooi met de dobbelsteen en geef antwoord op de juiste vraag!

    Slide 16 - Slide

    Vooruitblik
    In de volgende les gaan we aan de slag met B1 Schrijven.

    Slide 17 - Slide