Getallen + lidwoorden

Le programme
- Corriger les devoirs

- Préparation du test 


1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Le programme
- Corriger les devoirs

- Préparation du test 


Slide 1 - Slide

Les buts
Aan het einde van deze les...
  • kun je de getallen van 0 t/m 20 in het Frans benoemen en goed schrijven.
  • kun je de vertaling van de woorden van voca A en B (hoofdstuk 1) goed schrijven.
  • kun je het juiste Franse lidwoord  opschrijven.

Slide 2 - Slide

Corriger les devoirs
Taak 5 en 6 bespreken

Slide 3 - Slide

Rol A :

Hallo Bonjour ! / Salut !
Hoe gaat het ? Ça va ?
Hoe heet je ? Comment tu t’appelles ?
Waar woon je ? Tu habites où ?
Wat is je telefoonnummer ? Quel est ton numéro de téléphone ?
Heb je een broer ? Tu as un frère ?
Wat is dat ? Qu’est-ce que c’est ?
Tot ziens ! Au revoir !

Slide 4 - Slide

Rol B :
Hoi ! Salut !
Het gaat goed. Ça va bien.
Ik heet ………. Je m’appelle …………. / Je suis ………….
Ik woon in ………. J’habite à Lisse/ Hillegom/ Nieuw Vennep.
Dat is 06 - ………. C’est le zéro six - ……………………………………
Ja, ik heb een broer. Oui, j’ai un frère.
Nee, ik heb geen broer. Non, je n’ai pas de frère.
Dat is een hond. C’est un chien.
Tot ziens! Au revoir!


Slide 5 - Slide

1. Deux
2. huit
3. dix
4. douze
5. quatorze
6. dix-sept


Slide 6 - Slide

1. ai
2. as
3. a
4. avons
5. avez
6. ont
7. ont
8. ont

Slide 7 - Slide

Even oefenen...

Slide 8 - Slide

6

Slide 9 - Video

00:13
Vertaling van 8
timer
0:15

Slide 10 - Open question

00:24
Vertaling van 13
timer
0:15

Slide 11 - Open question

00:33
Vertaling van 3
timer
0:15

Slide 12 - Open question

00:48
Vertaling van 17
timer
0:15

Slide 13 - Open question

01:06
Vertaling van 5
timer
0:15

Slide 14 - Open question

01:19
Vertaling van 20
timer
0:15

Slide 15 - Open question

lidwoorden 
classe 1

Slide 16 - Slide

Wat zijn lidwoorden in het
Nederlands?

Slide 17 - Mind map

Leg uit waarom onderstaande lidwoorden bij de zelfstandig naamwoorden horen.

La mère (de moeder)
Le père (de vader)
Les parents (de ouders)
L'école (de school)

Slide 18 - Slide

de jongen
timer
0:10
A
le garçon
B
la garçon
C
les garçon
D
l'garçon

Slide 19 - Quiz

de moeder
timer
0:10
A
le mère
B
la mère
C
les mère
D
l'mère

Slide 20 - Quiz

de broers
timer
0:10
A
le frères
B
la frères
C
les frères
D
l'frères

Slide 21 - Quiz

Frans
  • een 
  • un --> mannelijk (un garçon)
  • une --> vrouwelijk (une fille)

Slide 22 - Slide

een jongen
timer
0:10
A
un garçon
B
le garçon
C
une garçon
D
des garçons

Slide 23 - Quiz

een meisje
timer
0:10
A
un fille
B
une fille
C
des filles
D
la fille

Slide 24 - Quiz

Meervoud van le camping
timer
0:10
A
la camping
B
l'campings
C
les campings
D
campings

Slide 25 - Quiz

Meervoud van l'hôtel
timer
0:10
A
l'hôtels
B
les hôtels
C
les hôtel
D
la hôtel

Slide 26 - Quiz

Vervang un/une door le/la/l'
une piscine
timer
0:10

Slide 27 - Open question

Vervang un/une door le/la/l'
un prof
timer
0:10

Slide 28 - Open question

Vervang un/une door le/la/l'
une école
timer
0:10

Slide 29 - Open question

Zet in het meervoud:
l'ami
timer
0:15

Slide 30 - Open question

Zet in het meervoud:
la soeur
timer
0:15

Slide 31 - Open question

Zet in het meervoud:
le poisson
timer
0:15

Slide 32 - Open question

Voorbereiden toets
groep 1:

- Laurens-Jan, Daan, Jason en Milan

groep 2:

- overige leerlingen

Slide 33 - Slide

Hulp? Je boek of zachtjes overleggen. Tijd? Tot 14.17 uur.
Online oefenen:
- hoofdstuk 1
- slim stampen
- oefenen met voca A, B en bron D

Slide 34 - Slide

Controler les buts
1. Schrijf het getal 3, 14 en 17 in het Frans.
2. Vervang het lidwoord voor un of une:
le père - ____ père.
3. Vertaal de volgende twee woorden:
- de familie
- de vriend
- ook

Slide 35 - Slide