HV2A verwijswoorden 7/2 les 1

Welkom
- Leg je lesboeken, schrift, etui en leesboek op tafel en ga rustig op je plaats zitten.
Leg je boekopdracht klaar op de rand van je tafel.
- Ga 10 minuten lezen uit je leesboek.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
- Leg je lesboeken, schrift, etui en leesboek op tafel en ga rustig op je plaats zitten.
Leg je boekopdracht klaar op de rand van je tafel.
- Ga 10 minuten lezen uit je leesboek.

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden les 1

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wat verwijswoorden zijn.
- Je kunt verwijswoorden en de woorden of zinsdelen waarnaar ze verwijzen, herkennen in een tekst.

Slide 3 - Slide

Programma van vandaag
- Presentatie Duuk & Mick
- Uitleg + bespreken opdracht 1 blz. 46 OB
- Oefenen/zelfstandig werken 
- Check-out

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Toen zag ik haar daar langsscheuren op haar scooter.

Wanneer was toen? Waar was daar? Wie zat er op de scooter?
Je weet het antwoord op deze vragen pas als je de rest van de tekst leest. 
In deze zin zijn: toen, haar en daar verwijswoorden. 
Verwijswoorden: 
- Voornaamwoorden 
- Bijwoorden 
- Synoniemen

Slide 5 - Slide

Voornaamwoord als verwijswoord
-  Aanwijzende en persoonlijke
  • De politie zoekt een ballonvaarder. Die veroorzaakte een gek ongeluk, waarbij een vrouw gewond raakte. Zij ligt nog altijd in het ziekenhuis.
- Bezittelijke
  • Bij het ongeluk liep de vrouw zware verwondingen op aan haar ribben.
- Vragende
  • Het is nog onduidelijk van wie de ballon is en waar het ding gebleven is.

Slide 6 - Slide

Bijwoord als verwijswoord
Woorden als daar, daarvan, erover, hier, hoe, toen, waar, wanneer en zo.
  • Voorbeeld: Amsterdam wordt steeds drukker. Daar willen alle toeristen naartoe.
  • Ik kijk nooit horrorfilms, want daar krijg ik slapeloze nachten van het bijwoord daarvan wordt hier opgesplitst.


Slide 7 - Slide

Synoniemen als verwijswoord
Verschillende woorden om hetzelfde te beschrijven. Verwijzen terug naar een persoon of voorwerp uit een vorig zin.
  • Jannie Janssen is een populaire docent. De lerares maakt van elke les een feest.


Slide 8 - Slide

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 46-47 van je OB.
Hoe? Zelfstandig
Tijd? Tot 5 minuten voor het einde van de les.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs.
Klaar?  Kom een antwoordblad halen en kijk je antwoorden na.

Slide 9 - Slide

Check-out

Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik ... jouw geheim niet wil vertellen. 

Slide 10 - Slide

Huiswerk maandag 10 februari 3e uur
- Maken: opdracht 2 t/m 5 op blz. 46-47 van je OB.

Slide 11 - Slide