7. Países y nacionalidades

1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voorstellen in het Spaans
Hoy en la clase de español
  • ¡El objetivo de la semana!
  • Controlar los deberes
  • Repaso de los artículos
  • Países y nacionalidades 


Leerdoel: 
Ik kan tot 31 tellen in het Spaans

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

¡El objetivo de la semana!
Ik ken de getallen t/m 31
in het Spaans
  • 3 vragen bedenken
  • 3 klasgenoten beantwoorden de vragen aan het einde van de les!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Controlar los deberes


Leer de getallen 0 t/m 31 ter voorbereiding op een Spaanse bingo!
miércoles , dos de noviembre, tercera hora

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel:
Ik kan tot 31 tellen in het Spaans.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Los números hasta 31

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel:
Ik ken de lidwoorden in het Spaans

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Los artículos
  • De, het, een zijn Nederlandse lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er mannelijke en vrouwelijke lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er lidwoorden voor enkelvoud en voor meervoud

  • Een bepaald lidwoord is: de / het 

  • Een onbepaald lidwoord is: een / een paar 

  • De Spaanse bepaalde lidwoorden (de/het) zijn: el, la, los, las.

  • De Spaanse onbepaalde lidwoorden (een/eenpaar) zijn: un, una, unos, unas

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Los artículos

Leer dit schema uit je hoofd. Je kan het tijdens de toets op je blaadje schrijven als geheugensteuntje!
De lidwoorden
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
meervoud
vrouwelijk 
meervoud
Bepaald lidwoord
de / het 
el
la
los
las
Onbepaald lidwoord
een / een paar 
un
una
unos
unas

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden

_____ libro      Dit is een mannelijk woord enkelvoud (o) dus: EL
_____ libros    Nu staat hetzelfde woord in het meervoud (s): LOS
_____ casa      Dit is een vrouwelijk woord enkelvoud (a): LA
_____ casas    Nu staat het woord in het meervoud (s): LAS


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vul het juiste lidwoord in
Bepaald lidwoord                        Onbepaald lidwoord
1. _______ sombrero                     5. ______ perro
2. _______ ciudad                          6. ______ rotuladores
3. _______ libros                             7. _______ pizarras
4. _______ chicas                           8. _______ silla

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vul het juiste lidwoord in
Bepaald lidwoord                                      Onbepaald lidwoord
1. el sombrero                                               5. un perro
2. la ciudad                                                    6. unos rotuladores
3. los libros                                                     7. unas pizarras
4. las chicas                                                   8. una silla

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel:
Ik ken de Spaanse naam van een 
aantal landen en nationaliteiten.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Países y nacionalidades

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Países y nacionalidades
zie woordenlijst

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Maak opdracht 1 en 2 uit het lesboek (LA) (página veinte) 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Su cumpleaños es el...de...
        Mi = mijn
        Su = zijn / haar
  españolas
 neérlandesa
  alemanes
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Las respuestas
A. 1. diecinueve
2. diez
3. dieciocho
4. catorce
5. dieciséis
6. catorce



B 1. inglesa
2. francés
3. español
4. alemanes
5. suizo
6. portuguesa
7. rusos
C. Su cumpleaños es el once de octubre
Su cumpleaños es el veinte de enero
Su cumpleaños es el cinco de diciembre
Su cumpleaños es el dieciocho de agosto
Su cumpleaños es el catorce de febrero
Su cumpleaños es el diecisiete de julio

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

¡El objetivo de la semana!
Ik ken de getallen t/m 31
in het Spaans
  • 3 vragen bedenken
  • 3 klasgenoten beantwoorden de vragen aan het einde van de les!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Lista de vocabulario 3.3

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vamos a escribir
➢ Begin met een begroeting.
➢ Stel jezelf voor.
➢ Zeg waar je vandaan komt.
➢ Vertel waar je woont.
➢ Vertel hoe oud je bent.
➢ Zeg ook wanneer je verjaardag is.
➢ Neem afscheid. 
Hola:
Soy Laura Musters.
Soy de los Países Bajos.
Vivo en Tilburgo.
Tengo veintisiete años.
Mi cumpleaños es el trece de marzo.
¡Hasta luego!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

La pronunciación
V = B
J = G
U = OE
A/E/O = kort
H = niet uitspreken
OE/IE/EU =
los uitspreken
CH = tsj
LL = J
ñ = nj
Y = los een ie en in een woord een j
Valencia / vivo
Mallorca
Chocolate
España
poema / tienes/ Reus
Jamón 
Hola
casa / hola / vivo
usted
yo / soy

Slide 24 - Slide

This item has no instructions