Bloed en Bloedcellen

1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologySecondary Education

This lesson contains 39 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
  1. Wat is bloed
  2. Wat is bloedplasma
  3. Wat zijn Erytrocyten
  4. Wat zijn Leukocyten
  5. Wat zijn Tromocyten 

Slide 2 - Slide

Wat is bloed?

Bloed bestaat voor 45% uit bloedcellen, daarover later meer.

55% bestaat uit bloedplasma

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Bloedplasma
Bloedplasma is een vloeistof waarin veel verschillende dingen zitten opgelost.
Globaal hebben we het over:

1. Beschermende stoffen
2. Afvalstoffen
3. voedingsstoffen

Slide 5 - Slide

Beschermende stoffen
Dan hebben we het vóóral over antistoffen.

Antistoffen hebben dezelfde vorm als de spikes op een virus, en kunnen dus binden aan dezelfde "gezonde" cel, zonder ze daarmee ziek te maken. Dat betekend dat de échte ziekteverwekker dit niet kan. 
Antistoffen blijven achter ná infectie en gezien er maar één soort antistof per ziekteverwekker is, kun je dus met een test bekijken welke ziekteverwekker iemand heeft gehad.

Slide 6 - Slide

Corona en antistoffen
Hier een klein voorbeeld hoe antistoffen werken bij bijvoorbeeld een Corona infectie.
De testen die je doet testen dus op deze stoffen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Afvalstoffen
Bij elk proces in je lichaam ontstaan er afvalstoffen, restproducten die je niet meer kan gebruiken. 
Dit moet worden vervoerd om uiteindelijk uit het lichaam gehaald te worden.
Voorbeelden hiervan zijn:
CO2, Melkzuur en Ureum 

Slide 9 - Slide

Regelende Stoffen
Met regelende stoffen bedoelen wij 
Enzymen en Hormonen.

Om een hormoon van Hormoonklier -> doelwitcel te brengen moet het dus vervoerd worden, dat gebeurt allemaal via het bloedplasma.

Slide 10 - Slide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen zoals eiwitten, glucose, vetten en mineralen en vitaminen worden ook allemaal via het bloedplasma door het lichaam vervoert.

Slide 11 - Slide

Plasma Eiwitten
Veel van deze stoffen lossen goed op in water, waardoor het makkelijk is om ze te vervoeren via het plasma.
Maar dingen zoals vetten doen dat niet.

Daarvoor zijn er plasma-eiwitten.

Slide 12 - Slide

Globulinen
Globuline is een voorbeeld van een plasma-eiwit waar lipiden, oftewel vetten, aan gebonden kan worden.

Dit maakt de stof lipoproteïne, die wél kan oplossen in water.

Slide 13 - Slide

Plasma Eiwitten
Andere voorbeelden van plasma eiwitten zijn Albuminen en Fibrinogeen.
Fibrinogeen speelt een rol bij de bloedstolling
Albumine speelt een rol bij de vochtregulatie van het bloed én bij het vervoer van verschillende hormonen.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Bloedcellen
We hebben drie type bloedcellen:
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes


Elk van deze bloedcellen wordt gemaakt uit stamcellen

Slide 16 - Slide

Stamcellen
Stamcellen worden gemaakt in het beenmerg.
Dat is een sponsachtig weefsel dat in de lange 
botten van de mens zit.

Er zijn twee typen beenmerg:
Rood beenmerg, bevat stamcellen en geel beenmerg, bevat vooral vetten.

Wij gaan ons focussen op het rode beenmerg

Slide 17 - Slide

Stamcellen
Stamcellen zijn cellen zonder functie. Die moeten
zich nog differentiëren
Dat gebeurt onder invloed van hormonen, die
worden losgelaten op basis van behoefte. 

Bijvoorbeeld bij rode bloedcellen gebeurt dit onder
invloed van EPO

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Rode Bloedcellen
Hoeveel types: 1
Latijn:                    Erytrocyten
Functie:                Vervoer zuurstof , m.b.v. Hb
Gemaakt:             Beenmerg
Kenmerken:        Geen celkern
Afbraak:                lever, milt en rood beenmerg, hemoglobine wordt herbruikt.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Witte Bloedcellen
Hoeveel types:  6
Latijn:                     Leukocyten
Functie:                Afweer
Gemaakt:             Beenmerg
Kenmerken:        wel celkern

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Bloedplaatjes
Hoeveel types:  1
Latijn:                    Trombocyten
Functie:                Bloedstolling
Gemaakt:             uiteengevallen cel
Kenmerken:        geen "hele" cel.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Bloeding en Stolling
Als een vaatwand beschadigd wordt gebeuren er meerdere dingen.
Ten eerste treed er vasoconstrictie op, oftewel en bloedvat knijpt zich dicht om de bloeding te verminderen.

Daarna ontstaat de Stollingscascade

Slide 26 - Slide

Bloeding en Stolling
De stollingscascade is een zeer ingewikkeld proces met enorm veel stollingsfactoren.
Wat moet jij weten:
De drie fases.

Slide 27 - Slide

Primaire stolling
Bestaat uit vasoconstrictie en het kleverig maken van de bloedplaatjes. Waardoor ze aan elkaar en aan de rand van het bloedvat blijven plakken en hier een soort "korstje" vormen.

Slide 28 - Slide

Secundaire stolling
Bestaat uit het activeren van de stollingsfactoren. Daar zijn er zo'n twaalf van, één daarvan in fibrinogeen. Een nog niet geactiveerd eiwit.

Wordt Fibrinogeen geactiveerd heet het fibrine en vormt het lange stevige draden die een soort net om de bloedplaatjes heen vormt en zorgt dat het niet uit elkaar valt.

Slide 29 - Slide

Fibrinolyse
Het oplossen van de bloedplaatjes en de fibrine als het wondje voldoende is geheeld. Dan valt het korstje eraf.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Bloedgroepen
De erytrocyten hebben ook bepaalde antigenen op hun membraan zitten.
Die zorgen voor jouw bloedgroep.

Er zijn , in totaal, 8 verschillende bloedgroepen.

Slide 32 - Slide

Bloedgroepen
Bloedgroep A 
Bloedgroep AB 
Bloedgroep B 
Bloedgroep 0 (geen antigenen aanwezig = nul. Ooit verkeerd gelezen als een O) 

elk van deze kunnen positief of negatief zijn voor de rhesusfactor.

Slide 33 - Slide

Bloedgroepen
Deze bloedgroepen kunnen niet altijd mixen. Dat is belangrijk om te weten bij transfusies (het doneren van bloed). 

Een verkeerde mix zorgt voor klontering van het bloed.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Link

Slide 39 - Video