werken met een woordenboek

GOEDEMORGEN
Nederlands
Maandag 12 mei
Groep 7
Juf Francien

1 / 52
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

GOEDEMORGEN
Nederlands
Maandag 12 mei
Groep 7
Juf Francien

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • We leren over het alfabet
  • We leren woorden op te zoeken in het woordenboek

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
What?                      Ik leer met een woordenboek te werken

Why?                       Ik kan woorden vinden en vertalen

How?                       Ik vind de woorden in het woordenboek

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat staat in alfabetische volgorde?
A
C A B
B
B C A
C
A B C
D
B A C

Slide 5 - Quiz

Wat staat in alfabetische volgorde?
A
M L N
B
L M N
C
N M L
D
L N M

Slide 6 - Quiz

Wat staat in alfabetische volgorde?
A
O P Q
B
P Q O
C
Q O P
D
P O Q

Slide 7 - Quiz

Zet deze letters in alfabetische volgorde: T R S

Slide 8 - Open question

Zet deze letters in alfabetische volgorde: F E G

Slide 9 - Open question

Zet deze letters in alfabetische volgorde: H D V

Slide 10 - Open question

aap-beer-hond-zebra
Deze woorden staan op de volgorde van het alfabet

Slide 11 - Slide

Zet in alfabetische volgorde:
bal, aap, cent

Slide 12 - Open question

Zet in alfabetische volgorde:
gang, haar, fiets

Slide 13 - Open question

Zet in alfabetische volgorde:
lip, kin, jas

Slide 14 - Open question

Waar staan de woorden in
alfabetische volgorde?
A
boek, krant ,lezen
B
lezen, boek, krant
C
boek, lezen, krant
D
krant, boek, lezen

Slide 15 - Quiz

Begint een woord met dezelfde letter?

Kijk dan naar de tweede letter:

bal-bloem-brand

Slide 16 - Slide

Waar staan de woorden in
alfabetische volgorde?
A
bril-blik-boot
B
blik-boot-bril
C
boot-blik-bril
D
blik-boot-bril

Slide 17 - Quiz

Waar staan de woorden in
alfabetische volgorde?
A
groen, geel, grijs
B
grijs, geel, groen
C
geel, grijs,groen
D
groen, geel, grijs

Slide 18 - Quiz

Zet deze woorden in alfabetische volgorde: kop, kip, kind

Slide 19 - Open question

Zet deze woorden in alfabetische volgorde: bril, brood, broek

Slide 20 - Open question

Zet in alfabetische volgorde:
tand, teen, toets

Slide 21 - Open question

Zet in alfabetische volgorde:
zingen, zwaan, zwemmen,

Slide 22 - Open question

Zet in alfabetische volgorde:
kraan, kuiken, kruk,

Slide 23 - Open question

Dit woordenboek is Nederlands-Engels:
Als je een Nederlands woord wil vertalen in het Engels

Slide 24 - Slide

Dit woordenboek is Engels-Nederlands:
Als je een Engels woord wil vertalen in het Nederlands

Slide 25 - Slide

evenaar-het eerste woord op deze bladzijde

je bent dus bij de letter Ev
het alfabet, 
je bent bij de witte letter

Slide 26 - Slide

Hij doet expres de deur dicht
Wat betekent expres?

Slide 27 - Slide

Hij doet expres de deur dicht
He shuts the door 

Slide 28 - Slide

Hij doet expres de deur dicht
He shuts the door on purpose

Slide 29 - Slide

The shark swims in the sea
Wat is het Nederlandse woord voor shark?

Slide 30 - Slide

Wat is het Nederlandse woord voor shark?

Slide 31 - Slide

Vertaal 'room'
In mijn tompouce zit gele room

Slide 32 - Mind map

Vertaal 'kak'
Er lag kak van een hond op straat

Slide 33 - Mind map

Vertaal 'trouwen'
Als je van elkaar houdt kun je trouwen

Slide 34 - Mind map

Vertaal 'druilerig'
Het is vandaag druilerig weer

Slide 35 - Mind map

Vertaal 'phantom'
I was scared, I thought I saw a phantom

Slide 36 - Mind map

Vertaal 'hurricane'
Florida was hit by a hurricane

Slide 37 - Mind map

Kijk uit, daar is een mug!
Wat is een 'mug'?
A
a cup
B
a mosquito
C
an eraser
D
a carpet

Slide 38 - Quiz

Ik doe de stekker in het stopcontact Wat is een 'stekker'?
A
a wallet
B
a headset
C
a charger
D
a plug

Slide 39 - Quiz

Hoe lang kun je dat bewaren?
Wat is 'bewaren'?
A
to hold on
B
to observe
C
to keep
D
to look out

Slide 40 - Quiz

Jij bent erg slim
Wat is 'slim'?
A
smart
B
tiny
C
lean
D
slender

Slide 41 - Quiz

I saw a deer in the forest?
Wat is 'a deer'?
A
een beer
B
een dier
C
een hert
D
een oma

Slide 42 - Quiz

GOEDEMORGEN
Nederlands
Donderdag 10 april
DEP2
Juf Francien

Slide 43 - Slide

Wat gaan we doen?
What?                      Ik leer met een woordenboek te werken

Why?                       Ik kan woorden vinden en vertalen

How?                       Ik vind de woorden in het woordenboek

Slide 44 - Slide

Ga in de volgorde van het alfabet staan op voornaam, hoeveel tijd hebben jullie nodig?

Slide 45 - Slide

Ga in de volgorde van het alfabet staan op achternaam, hoeveel tijd hebben jullie nodig?

Slide 46 - Slide

Vertaal 'toad'
A toad looks like a frog

Slide 47 - Mind map

Vertaal 'exhale'
You must first inhale and then exhale

Slide 48 - Mind map

The dog is very brave
Wat is 'brave'?
A
trouw
B
raar
C
braaf
D
dapper

Slide 49 - Quiz

This stone very rare
Wat is 'rare'?
A
zeldzaam
B
raar
C
mooi
D
duur

Slide 50 - Quiz

Maak je eigen quizvraag
1. Kies een Nederlands woord uit het woordenboek
2. Maak een zin met dat woord
3. Maak 4 meerkeuzen antwoorden, er is maar één antwoord het goede
4. Geef het papier aan juf
A

Slide 51 - Quiz

Als de kinderen klaar zijn met hun quizvragen, hang ze dan in de klas en op de gang, dan kunnen ze elkaars quizvragen beantwoorden.

Slide 52 - Slide