Nederlands woordenschat H1 Kader

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Opbouw
1. Herhaling vorige les
2. Doel van deze les
3. Uitleg 
4. Aan de slag
5. Afsluiting/ vooruitblik

Slide 2 - Slide

Benoem de manieren waarop je een onbekend woord in de tekst kunt vinden.

Slide 3 - Open question

Doel van de les
Op het einde van de les kan je:
- de betekenis van het woord via een woordraadstrategie in de tekst vinden. 

Slide 4 - Slide

Uitleg
6 manieren om een onbekend woord in de tekst te vinden:
1. Zoek naar een synoniem
2. Zoek naar een omschrijving van het woord
3. Zoek naar voorbeelden (let op signaalwoorden)
4. Zoek naar tegenstellingen 
5. Kijk in het woord naar een bekend woorddeel
6. Gebruik een (online) woordenboek

Slide 5 - Slide

Aan de slag
1. Jullie maken online de volgende opdrachten:
- opdracht 4
- opdracht 5
- opdracht 6
- opdracht 7
2. Op het einde van de les sluiten we de les af d.m.v. een quiz. 

Slide 6 - Slide

Afsluiting
1. Deze les hebben we het gehad over de 6 manieren om de betekenis van een onbekend woord te vinden in de tekst. 
2. Jullie hebben de opdrachten 5 t/m 7 gemaakt (anders is het huiswerk). 
3. De volgende les gaan we beginnen met hoofdstuk 2. Dat gaat over officieel taalgebruik. 
4. Nu nog een aantal vragen over hoofdstuk 1. 

Slide 7 - Slide

Wat is geen manier om de betekenis van een onbekend woord te vinden?
A
Synoniem zoeken
B
Tegenstelling zoeken
C
Woordenboek gebruiken
D
Verder lezen

Slide 8 - Quiz

Wat is een synoniem voor bank?
A
Sofa
B
Stoel
C
Bed
D
Daar is geen synoniem voor

Slide 9 - Quiz

Wat is een tegenstelling van muf?
A
Benauwd
B
Fris
C
Geurloos
D
Vies

Slide 10 - Quiz

Op welk signaalwoord kun je letten als er een voorbeeld in de tekst staat?
A
Omdat
B
Maar
C
Daarom
D
Neem nou

Slide 11 - Quiz

Noem de 6 manieren waarop je de betekenis van een onbekend woord kunt vinden in de tekst.

Slide 12 - Open question

Wat is officieel taalgebruik?

Slide 13 - Open question