Jaar 2 les 1: herhaling Lire, Grammaire, parler

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Cours de Français

Deuxième année

Programme

Réviser lire/ grammaire/ parler

Ticket de sortie

Retourne la feuille de prénom

Remplis la case "première lesson"

Wat betekent 'je m'appelle'?

1. ik ben
2. ik heet
3. ik woon
4. ik heb

Wat betekent 'aussi'?

1. ook
2. groot
3. leuk
4. hoe

Wat betekent 'il y a'?

1. het is
2. dat is
3. dit is
4. er is/ er zijn

Wat betekent 'le quartier'?

1. de straat
2. de stad
3. het land
4. de wijk

Wat betekent 'la fille'?

1. de stad
2. het meisje
3. de vriendin
4. de klas

Wat betekent 'qui'?

1. wie
2. ja
3. ik
4. nee

Hoe zeg je in het Frans:
ik woon in Utrecht

Hoe zeg je in het Frans:
hoe heet jij?

Hoe zeg je in het Frans:
dank je wel, tot ziens

Vul de goede vorm van être in op de puntjes:

Tu ..... Arthur

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Vul de goede vorm van être in op de puntjes:

Sarah et Julie ...... au collége.

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Vul de goede vorm van être in op de puntjes:

Moi, je ......... très contente.

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Vul de goede vorm van être in op de puntjes:

Ma mère ........... au supermarché.

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où est le bus? ..... est à la Tour Eiffel.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où est la Tour Eiffel? ..... est à Paris.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où sont les monuments? ..... sont dans le centre de la ville.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où est l'hôtel? ..... dans la rue Petit.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où sont les photos? ..... sont dans l'album.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles

Où est la piscine? ..... est au centre.

1. il
2. elle
3. ils
4. elles