Hoofdstuk 12: verder na de meivakantie

Hoofdstuk 12: verder na de meivakantie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 12: verder na de meivakantie

Slide 1 - Slide

Hoeveel chromosomen zitten er in een lichaamscel van een mens?
A
2
B
1
C
23
D
46

Slide 2 - Quiz

Uitleg:
46: de chromosomen zitten in een lichaamscel in paren: 23 paar. (23x2= 46)

Slide 3 - Slide

Een allel is
A
een chromosoom
B
een variatie van een gen
C
DNA
D
een geslachtscel

Slide 4 - Quiz

Uitleg:
Een gen is een deel van het DNA wat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap.

Slide 5 - Slide

Hoeveel allelen voor haartype heeft een organisme in een geslachtscel?
A
1
B
2
C
23
D
46

Slide 6 - Quiz

Uitleg:
1 allel, omdat in geslachtscellen chromosomen enkelvoudig ("alleen in hun uppie") voorkomen; allelen dus ook.

Slide 7 - Slide

De cellen uit de afbeelding zijn lichaamscellen
A
Ja
B
Nee
C
Te weinig info om te beoordelen

Slide 8 - Quiz

Uitleg: 
Juist, lichaamscellen, want de 
chromosomen (en de allelen) komen in paren voor.

Slide 9 - Slide

Hoeveel allelen voor haarkleur heb je in een lichaamscel (volgens je boek)?
A
46
B
23
C
2
D
1

Slide 10 - Quiz

Uitleg:
2: De chromosomen in een lichaamscel komen in paren voor; hierdoor komen de allelen ook in paren voor.

Slide 11 - Slide

Elke ouder geeft 1 gen/allel voor een bepaalde erfelijke eigenschap door aan de volgende generatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Uitleg:
Inderdaad 1 gen: dit ene gen/allel zit (samen met vele anderen die coderen voor andere erfelijke eigenschappen) op een enkele chromosoom. Als dit chromosoom nummer 5 is, dan vormt dit chromosoom nummer 5 na de bevruchting, een paar met het chromosoom nummer 5 van de andere ouder. Alle genen/allelen op dit zelfde chromosomenpaar komen dan natuurlijk ook weer in paren voor.

Slide 13 - Slide

Een jongen heeft genotype aa voor haarkleur. Deze jongen is
A
dominant voor haarkleur
B
heterozygoot voor haarkleur
C
homozygoot dominant voor haarkleur
D
homozygoot recessief voor haarkleur

Slide 14 - Quiz

Uitleg: 
aa: homozygoot recessief voor haarkleur. Homozygoot (twee allelen die beide of "sterk" of "zwak" zijn), recessief (twee "zwakke" genen, beide geschreven met kleine letters)

Slide 15 - Slide

Het verschil tussen een mono-hybride kruising en een di-hybride kruising is dat in een mono-hybride kruising alleen één paar allelen gekruist wordt (vb Aa x Aa) en in een di-hybride kruising 2 allelenparen gekruist worden (vb AaBb x AaBb).
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Uitleg: 
Mono-hybride kruisingen gaan over één eigenschap (bijvoorbeeld haarkleur) en di-hybride kruisingen gaan over twee eigenschappen (bijvoorbeeld haarkleur en oogkleur).

Slide 17 - Slide

Een zwarte stier (Aa) wordt gekruist met een rode koe (aa) hoeveel procent van de nakomelingen is rood?
A
25%
B
50 %
C
75%
D
stiekem minder: 15%

Slide 18 - Quiz

Aa x aa
Uitleg op white board (je moet dit overnemen in je schrift, omdat je dit zelf in de toetsweek ook moet kunnen).

Slide 19 - Slide

Kijk naar het volgende genotype: : AaCc. In welke soort cellen kan je dit genotype vinden?
A
levercellen en spermacellen
B
maagspiercellen en huidcellen
C
spermacellen en eicellen
D
niercellen en eicellen

Slide 20 - Quiz

Uitleg:
AaCc: dit genotype (bestaand uit 2 verschillende genenparen) kan alleen voorkomen in een lichaamscel. Waarom? Omdat de genen voor elke eigenschap uit 2 allelen bestaat (bijvoorbeeld A en a). Elk afzonderlijk allel uit een genenpaar zit op een eigen chromosoom; de chromosomen komen dan dus in paren voor (en dat is alleen zo in een lichaamscel, vandaar dat het antwoord "maagspiercellen en huidcellen" juist is).

Slide 21 - Slide

Een organisme heeft als genotype BBDd. Wat is het genotype van de geslachtscellen die het kan maken?
A
BBDd
B
BB en Dd
C
B, B, D en d
D
BD en Bd

Slide 22 - Quiz

Uitleg:
BBDd kan geslachtscellen maken met de genotypes BD and Bd. Waarom? In geslachtscellen zijn de chromosomen enkelvoudig (=alleen/niet in paren), hierdoor komen de allelen voor elke eigenschap ook enkelvoudig (alleen) voor. De geslachtscellen moeten dus minstens 1 allel B bevatten met of een allel D of een allel d.

Slide 23 - Slide

Kijk naar deze mono-hybride kruising: welke genotypen zijn van geslachtscellen?
A
RR, Rr, Rr en rr
B
R en r
C
R, r, R en r
D
RR, Rr, Rr, rr, R, r, R en r

Slide 24 - Quiz

Uitleg:
R, r, R and r zijn de genotypen van de geslachtscellen. Als ze samengaan (zoals je kan zien in het ingevulde schema aan de rechterkant van de afbeelding), vormen ze het genotype van de bevruchte eicellen; de nakomelingen (en komen de allelen weer in paren voor).

Slide 25 - Slide

Open vraag:
Bekijk deze di-hybride kruising: Neem dit kruisingsschema over in je schrift en vul de lege plekken in. Hierna beantwoord je de volgende vraag:
   



-> Wat is de kans om een kind met zwart haar en blauwe ogen te krijgen?
 A= allel voor zwart haar
a= allel voor blond haar
B= allel voor bruine ogen
b= allel voor blauwe ogen




Slide 26 - Slide

Uitleg:
3/16: met de genotypes AAbb(1x) en Aabb(2x)

Slide 27 - Slide