Grammatica onderwerpen unit 4

Grammatica 
  1. Lees de volgende 2 slides. Hierop staan de grammatica onderwerpen met de uitleg uit het boek All right! MAX.
  2. Daarna klik je door. Je krijgt meer uitleg en gaat oefenen met de grammatica onderwerpen.
  3. Steek je hand op als je een vraag hebt.
Les online? Schrijf vragen die je hebt op. Stel deze vragen later in de les. 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 
  1. Lees de volgende 2 slides. Hierop staan de grammatica onderwerpen met de uitleg uit het boek All right! MAX.
  2. Daarna klik je door. Je krijgt meer uitleg en gaat oefenen met de grammatica onderwerpen.
  3. Steek je hand op als je een vraag hebt.
Les online? Schrijf vragen die je hebt op. Stel deze vragen later in de les. 

Slide 1 - Slide

Grammar in All right! MAX (1/2)
  • Toekomst: to be going to:
    Je gebruikt to be going to (am / are / is + going to) + hele werkwoord als:
- je een plan hebt voor de toekomst;
- er een duidelijke aanwijzing is dat er iets gaat gebeuren. 

Slide 2 - Slide

Grammar in All right! MAX (2/2)
  • Nu bezig: present continuous:
De present continuous gebruik je om aan te geven dat iets nu aan de gang is. Je maakt hem met een vorm van to be (am / are / is) + hele werkwoord + -ing.

Slide 3 - Slide

Maar eerst...
Even oefenen met 'to be'. 

Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
Welke (3) vormen van to be zijn er?
A
am/have /are
B
am/is/are
C
have/has/are
D
he/she/it

Slide 5 - Quiz

I
SHE
IT
AM
IS
ARE
YOU
HE
WE
THEY

Slide 6 - Drag question

'To be going to'
Als je iets wilt voorspellen of als je een plan hebt voor de toekomst.

+                                                                          -                                              ?
I am going to watch tv.                I am not going to watch tv.         Am I going to...?
He is going to watch tv.              He is not going to watch tv.        Is he going to..?
We are going to watch tv.          We are not going to watch tv.    Are we going..?

Slide 7 - Slide

Onderwerp + to be + going to + werkwoord

Slide 8 - Slide

(+)It _____________ to be a beautiful day!
A
are going
B
is going
C
might be going
D
will

Slide 9 - Quiz

Bevestigend: To be going to (+)

Slide 10 - Slide

(+)We ... (to travel) to Canada next year.
A
am going to tavel
B
is going to travel
C
are going to travel
D
are going to to travel

Slide 11 - Quiz

(+)He_________ (to buy) a new computer.
A
am going to buy
B
is going to buy
C
are going to buy
D
is buying

Slide 12 - Quiz

Welk woordje gebruik je, als je een zin ontkennend wil maken?
(Als je wilt zeggen dat iets niet zo is).

Slide 13 - Open question

Onderwerp + to be + not + going to + werkwoord




I am not going to cry.

Slide 14 - Slide

Ontkennend:To be going to (-) 

Slide 15 - Slide

(-) They .... (to help) me.
A
is not going to help
B
are not going to help
C
am not going to help
D
are not going to to help

Slide 16 - Quiz


(?) ...........................( to meet) your brother?
A
We is going to meet
B
Is we going to meet
C
Am we going to meet
D
Are we going to meet

Slide 17 - Quiz

To be + onderwerp + going to + werkwoord




Is he going to lose subscribers?

Slide 18 - Slide

Vraagzin: To be going to (?)

Slide 19 - Slide

(?) …………………… (to phone) his friend.
A
Are he going to phone
B
Is he going to phone
C
He is going to phones
D
He going to phone

Slide 20 - Quiz

Present Continuous

Slide 21 - Slide

Present Continuous: gebruik
Je gebruikt de Present Continuous
als je het hebt over dingen die NU BEZIG zijn
(signaalwoorden: (right) now, at the moment, today, etc...)

Examples: I am reading right now.
He is talking at the moment

Slide 22 - Slide

The Present Continuous 
Vorm:
am/is/are + werkwoord + -ing 

Bijvoorbeeld:
I am teaching. 
She is singing.
We are dancing.
I am eating now. 

Slide 23 - Slide

I .......... (listen) to music at the moment.
A
am listening
B
are listening
C
is listening

Slide 24 - Quiz

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
are playing

Slide 25 - Quiz

Max Verstappen .......... (race) at the track.
A
is raceing
B
are racing
C
is racing
D
are racing

Slide 26 - Quiz

We .......... (drink) some tea.
A
am drinking
B
are drinking
C
is drinking

Slide 27 - Quiz

It .......... (rain) right now.
A
is raining
B
are raining

Slide 28 - Quiz

Questions with the present continuous 
Regel: am/is/are    +    onderwerp    +    werkwoord -ing

Bijvoorbeeld:
Am I doing my homework right now?
Is it raining right now?
Are we listening to the teacher?

Slide 29 - Slide

Maak een vraagzin. 
Are
you
doing
homework 
?

Slide 30 - Drag question

Maak hier een vraagzin van:
You are walking to school.

Slide 31 - Open question

Maak hier een vraagzin van:
My mum is cooking dinner.

Slide 32 - Open question

Negatives with the present continuous 
Regel: am/is/are +    not     +    werkwoord -ing



Bijvoorbeeld:
I am not doing my homework right now.
It is not raining at the moment.
We are not listening to the teacher. 

Slide 33 - Slide

Maak een ontkenning.

She
is
not
playing
the guitar.

Slide 34 - Drag question

Maak hier een ontkennende zin (-) van:
He is washing his hands.

Slide 35 - Open question

Maak hier een ontkennende zin (-) van: Sarah and Jim are helping their father.

Slide 36 - Open question

Done!
Je hebt deze les de grammatica onderwerpen van unit 4 herhaald. Hoe ging het?

Vul jouw antwoord in op de volgende slide.

Slide 37 - Slide

Hoe vond je het gaan? Welke onderwerpen vind je nog moeilijk?

Slide 38 - Open question