5V H14 paragraaf 5

Zintuigen en regeling
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 5
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zintuigen en regeling
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 5

Slide 1 - Slide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke wijze de hersenen worden geïnformeerd over de tonus waarin spieren verkeren: hoe de rektoestanden in spier en pees op enig moment worden geregistreerd.

Programma
  1. Vragen receptoren en zenuwstelsel
  2. Uitleg: zintuigen en receptoren
  3. Zelf werken

Slide 2 - Slide

Wat is de adequate prikkel voor de zintuigcellen die de bloeddruk registreren?
A
De druk van de bloedvaten op het bloed
B
De druk van het bloed op de wand van het bloedvat
C
De mate van uitrekking van de wand van het bloedvat
D
De kracht van het hart

Slide 3 - Quiz

Wat is de adequate prikkel voor de zintuigcellen die de pH registreren?
A
Aantal H+ ionen
B
Aantal OH- ionen
C
De pH
D
Hoeveelheid zure stoffen

Slide 4 - Quiz

Waar reageert een spierspoeltje op?
A
Draaiing van de spier
B
Lengteverandering van de spier
C
Spierkracht
D
Verandering van de spanning van de spier

Slide 5 - Quiz

Waar reageert een Golgi-peeslichaampje op?
A
Draaiing van de spier
B
Spierkracht
C
Uitrekking van de spier
D
Uitrekking van de pees

Slide 6 - Quiz

Wat is de prikkel voor een snellere ademhaling?
A
Hoge pO2
B
Lage pO2
C
Hoge pCO2
D
Lage pCO2

Slide 7 - Quiz

Met wat voor een receptoren wordt de pCO2 gemeten?
A
mechanoreceptoren
B
chemoreceptoren
C
fotoreceptoren
D
drukreceptoren

Slide 8 - Quiz

Reflexen
Hieronder staan vier beweringen over reflexbewegingen.
1 Impulsen voor reflexbewegingen verlopen altijd via het ruggenmerg.
2 Een bepaalde reflexbeweging komt meestal sneller tot stand dan dezelfde gewilde beweging.
3 Reflexbewegingen kunnen niet worden onderdrukt.
4 Reflexbewegingen komen tot stand voordat of zonder dat het individu zich van de prikkel bewust wordt.

Welke beweringen zijn juist?

A
Alleen de beweringen 1 en 3.
B
Alleen de beweringen 2 en 4.
C
Alleen de beweringen 1, 2 en 3.
D
Alleen de beweringen 2, 3 en 4.

Slide 9 - Quiz

Wat zijn antagonisten?
A
Spieren zonder functie
B
Spieren met een gezamenlijke functie
C
Spieren met een tegenovergestelde functie
D
Spieren die aan twee kanten van botten vast zitten

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de effectoren bij een hoge bloeddruk?
A
Hypofyse
B
Hartspieren
C
Kringspiertjes in de wand van slagaders
D
Al deze opties

Slide 11 - Quiz

Homeostase
Regelkring voor ademhaling:
chemo-receptoren in de aortaboog
Loopt via de hersenstam

Slide 12 - Slide

Spierspoeltje
registreert spierspanning

Slide 13 - Slide

Spierspoeltje





Spier uitgerekt: depolarisatie sensorisch neuron (lichtblauw) en veel impulsen naar de hersenen
        

Slide 14 - Slide

Spierspoeltje





Spier gespannen: hyperpolarisatie sensorisch neuron (lichtblauw) en geen impulsen naar de hersenen
        

Slide 15 - Slide

houding
 vasthouden

Slide 16 - Slide

Spierspoeltjes zijn betrokken bij reflexen en het samenwerken van antagonisten.

Slide 17 - Slide

Golgi peeslichaampje
registreert rek in de pees

zorgt voor peesreflex bij te grote rek ter voorkoming van schade aan spieren

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Als er veel impulsen door een motorisch neuron gaan, zijn er bij het spierspoeltje van diezelfde spier
A
weinig impulsen
B
veel impulsen

Slide 21 - Quiz

Vanuit welke spier sturen spier-spoeltjes de meeste actiepotentialen als je je spierballen toont?
A
Bicep
B
Tricep
C
Allebei even veel

Slide 22 - Quiz

Zelf werken
Lezen
H14.5 (blz. 219 t/m 220)

Maken
H14.5 opdr. 2 t/m 6, 8 en 9

Kun je:
  • uitleggen op welke wijze de hersenen worden geïnformeerd over de tonus waarin spieren verkeren: hoe de rektoestanden in spier en pees op enig moment worden geregistreerd?

Slide 23 - Slide