H2 - Periode 2, Les 1 - Hga (09-11-2021)

Bienvenidos
Lección 8
Havo 2
Sra. Hoogland
¿Qué día y qué fecha es hoy?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lección 8
Havo 2
Sra. Hoogland
¿Qué día y qué fecha es hoy?

Slide 1 - Slide

S.O. INHALEN
Geen reactie gehad op mijn mails, dus nu in les maken.

Daan
Daniël
Dijan

Slide 2 - Slide

Planning Periode 2
2 lessen per week

Les donderdag (11-11-2021) gaat niet door: DUS ZELFSTUDIE
Les dinsdag gaat WEL door (stel dan je vragen 

Volgende week donderdag (18-11): TENTAMEN SPAANS  Hoofdstuk 3 
(zie leerstof op magister)

Daarna start met hoofdstuk 4

Slide 3 - Slide

El programa de hoy
  1. Canción (liedje), voc. p.39 (5m)
  2. Comprobar los deberes (10m)
  3. Frases clave 3 ' el carácter' (10m)
  4. Lectura voc p.40: los amigos de Kike (10m)
  5. Repaso (herhaling grammatica) -> online (20m)
  6. Evaluación, deberes (5m)
              
¿Listo?
Maak je eigen stamboom (zie lessonup).

Slide 4 - Slide

Canción
'Me gusta cómo eres'

Voc. p.39
  1. Vul de lege plekken in.
  2. Beantwoord de vraag: Waar gaat het liedje over? 
GJ1 H3 Canción

Slide 5 - Slide

Comprobar los deberes
leren: vocab 3.3
gram 2, 6, 19, TB p.47 (y,pero,ni)

maken:
bezitt vnw voc p.13 oef 5 + WB p.33 oef 10
bijv. nmw. voc. p.9 oef 3-4
y/pero/ni/un/uno: voc p.14 oef 2
Stamboom van je eigen familie

Slide 6 - Slide

Frases clave 3
(Voc p.7)
timer
10:00

Slide 7 - Slide

15 min - Lectura: los amigos de Kike 

Voc. p.40, ejercicio 1: 'Los amigos de Kike'

 

Lees de tekst.

Wie is wie? Schrijf namen bij de juiste persoon.


¿Listo?           Estudiar online volgende slides met herhaling van grammatica
                          vraag jezelf bij iedere dia af: Snap ik deze stof? Als dat niet zo is,                            stel dan de vraag aan de docente.

timer
10:00

Slide 8 - Slide

Herhaling
Bestudeer de volgende slides, totdat je bij de online  oefeningen komt.

- bijvoeglijk naamwoord (guapo, inteligente, rubio ...)
- bijwoord van hoeveelheid (un poco, muy...)
- bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su ...)
-werkwoorden

Slide 9 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord 



Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 10 - Slide

let op: m/v en ev/mv
la chica guapa - las chicas guapas
el chico guapo - los chicos guapos

el libro original - los libros originales

Slide 11 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 12 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 13 - Slide

Even samengevat.......
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 14 - Slide

Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.

María es muy alta. 
Su hermana es bastante inteligente. 
Martín no es muy guapo.

'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.


Slide 15 - Slide

VERBOS
(werkwoorden)

Slide 16 - Slide

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 17 - Slide

verbos: ser / tener
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ser
soy
eres
es

somos
sois
son
tener (ie)
tengo
tienes
tiene

tenemos
tenéis
tienen

Slide 18 - Slide

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 19 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat vind je nog moeilijk?

Slide 20 - Mind map

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 

- Hij is heel knap
- Ze is blond en heeft blauwe ogen
- Mijn opa is gek van voetbal
- Ik woon met mijn ouders en mijn zus 

Slide 21 - Slide

10 min - Hacer ejercicios 


¿Qué?              Somos gen.: p. 9 ej 3 + 4, p. 13 oef 6 

¿Cómo?          Individualmente

¿Tiempo?      5 min 
¿Meta?           Practicar con la gramática

¿Listo?            Estudiar el vocabulario 3.1, 3.2, 3.3
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Deberes
leren: 
frases clave 3 + vocab. 3.3 + gram nr. 2, 6, 35

maken:
herhalingsoefeningen werkwoorden 
los amigos de Kike voc. p.40
bez. vnw. voc. p.13 oef 6
y/pero/ni voc. p.14 oef 3

Slide 23 - Slide